Lindeboom Instituut: zorg bieden volgens Mattheüs 9
De zorg in de laatste levensfase luistert nauw en anders dan veel patiënten denken, kunnen artsen meer dan slechts euthanasie toepassen. Dat betogen vier auteurs in een studie van het Lindeboom Instituut. Compassie is het sleutelwoord.
Van de vijftig praktijksituaties waar ”Het goede levenseinde in casussen” op ingaat, is die over kankerpatiënte Hannie Halsema wel het meest afschrikwekkend. De ziekenhuiszorg die ze krijgt, is medisch-technisch in orde. Maar niemand ziet haar staan; ook de artsen en verpleegkundigen niet.
Als Halsema uren met een ontbloot bovenlijf in haar ziekenhuisbed moet doorbrengen, omdat niemand haar kan helpen met aankleden, is voor haar de maat vol. „Er knakte iets”, schrijven de auteurs. De arts vindt haar lijden invoelbaar en honoreert haar stervensverzoek. Het is euthanasie op grond van „psychische krenking” in het ziekenhuis.
Onder leiding van hoogleraar ethiek van de zorg dr. T. A. Boer verzamelden de auteurs vijftig casussen. Ze beschrijven die en voorzien ze van ethisch commentaar. Na lezing van het geheel, zo hopen ze, begint het bij de lezer een beetje te dagen wat palliatieve zorg in de stervensfase tot geslaagde zorg maakt.
Dat artsen zich zo goed mogelijk laten leiden door morele principes is vereist, zette Boer dinsdag uiteen tijdens de boekpresentatie bij de uitgever in Houten. Verder moet alles medisch-technisch in orde zijn, maar ook dan is geslaagde zorg niet verzekerd, „net zomin als een goed huis garant staat voor een gelukkig gezinsleven.” Er is meer nodig, maar wat?
Boer verwijst naar Mattheüs 9, waar staat dat Jezus innerlijk met ontferming was bewogen over de mensenmenigte die Hem volgde. „Je mag vertalen: Jezus kreeg buikpijn van het leed dat Hij zag. Kort gezegd: Hij toonde liefde en empathie. Daar draait het om.”
De studie mondt niet uit in puntsgewijze aanbevelingen, maar enkele lessen worden meermalen genoemd. Bijvoorbeeld: wie na de woorden ”we kunnen niets meer voor u doen” ook niets meer in petto heeft voor de patiënt, heeft weinig benul van goede zorg. Hij kan immers beloven er alles aan te doen „dat de patiënt de laatste tijd zo betekenisvol mogelijk kan beleven”, schrijft Boer.
Hij pleit ook voor eerherstel voor de stervenskunst; de tijdige, innerlijke voorbereiding op de dood door de patiënt.
Volgens voorzitter R. Héman van artsenorganisatie KNMG stemt het boek redelijk overeen met het rapport ”Niet alles wat kan, hoeft”; in 2015 gepubliceerd door een KNMG-stuurgroep. Daarin wordt opgesomd hoe artsen schadelijke overbehandeling in de laatste levensfase kunnen voorkomen. Dat euthanasie een voorbeeld kan zijn van passende zorg staat voor Héman buiten kijf, maar de oproep van het Lindeboom Instituut om de palliatieve zorg nog steviger op de kaart te zetten, noemt hij terecht.
Geestelijke verzorging is wat het instituut betreft een elementair onderdeel van palliatieve zorg dat uit het basispakket zou moeten worden vergoed. Wat vindt voorzitter André Rouvoet van Zorgverzekeraars Nederland, die dinsdag ook een eerste exemplaar kreeg, daarvan? „We zullen het debat moeten aangaan om de wetgever zo ver te krijgen”, is zijn reactie.
Stelliger is Rouvoet als hij hoort dat een patiënt die het boek las zijn euthanasieverklaring introk, omdat de uitleg over palliatieve zorg hem zo gerustgestelde: „Geweldig nieuws.”