Graag willen
Johannes 3:3
„Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Tenzij dat iemand wederom geboren worde, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien.”
De wil wordt vernieuwd. Tevoren was die van God afkerig. Hij wilde alles wat ijdel en zondig was. Er was een afkeer van alles wat heilig en goed is. Men kon voelen dat het een last was. Maar als die mens wedergeboren wordt, dan wordt die wil vernieuwd en overgebogen naar God toe.
Hoe duidelijk ziet men dat in Paulus (Handelingen 9:6). Het is: Heere, wat wilt Gij dat ik doen zal? Zijn wil is nu gebogen naar de wil van de Heere Jezus. Hij wil doen zoals de Heere wil dat hij doen zal.
Dat is dat verbondsgoed dat de Heere belooft te geven als Hij de Zijnen door de wedergeboorte in het genadeverbond overneemt. Jeremia 31:33: Ik zal Mijn wet in hun binnenste geven, en zal die in hun hart schrijven.
O, wat is dat een wonderlijke verandering! Eerst moest de mens door kracht van redenen en als onwillig tot deze en gene heilige plichten worden getrokken. Nu gaat de wil daar juist naar uit. Hij wil nu graag.
Hij behoort nu tot dat vrijwillig volk, dat een heilig sieraad heeft (Psalm 110:3). Hun woord is: wij willen in alles eerlijk wandelen (Hebreeën 13:18).
De gemoedstoestanden veranderen ook. Deze waren als hollende paarden. Maar de wedergeboorte brengt ze weer op orde. Wat is er dan een wezenlijke verandering te bespeuren!
Nicolaas Simons van Leeuwarden, lekentheoloog te Amsterdam
(”De wedergeboren christen”, 1718)