Formeren anno 2017: koude stroop vloeit sneller
Erg positief kijken velen er niet op terug: de tijd van de verzuiling. Saaie boel, hoor. En een beetje benauwend ook. Van elke burger stond al bij voorbaat vast van welke geitenfokvereniging hij lid was: de katholieke, de protestantse of de neutrale. En Kamerverkiezingen? Oh, die waren zo slaapverwekkend. Een katholieke Brabander stemde altijd KVP, een gereformeerde Drent ARP, een hervormde Hollander CHU en een niet of nauwelijks gelovige arbeider PvdA. Als een partij na een stembusgang drie zetels won of verloor, heette dát al een politieke aardverschuiving.
Nee, neem dan de zegeningen van onze vrijgevochten 21e eeuw! We kennen geen vaste partijbinding meer. Iedereen stemt al naargelang zijn pet staat. En dát maakt verkiezingsuitslagen wél spannend. Soms kun je niet met je ogen knipperen of je bent als constructieve regeringspartij alweer twintig zetels kwijt.
Leuk hè, die ontzuiling? Nou, toch niet helemaal. Op het formatieproces bijvoorbeeld heeft het ontworteld raken van kiezers veel negatieve effecten. Het altijd al moeizame proces van het vormen van een kabinet wordt hierdoor nog stroperiger en weerbarstiger. En wel in drie opzichten.
In de eerste plaats leidt ontzuiling in de 21e eeuw steeds meer tot versplintering van het politieke landschap. Dat bemoeilijkt al meteen de formatie. Want hoe meer partijen er nodig zijn voor een meerderheid, hoe lastiger er overeenstemming bereikt wordt.
In de tweede plaats bleek de ontzuiling een vruchtbare voedingsbodem voor de opkomst en groei van populistische partijen, zoals de PVV en de SP. Partijen die dan soms door de traditionele middenpartijen worden uitgesloten van regeringssamenwerking. Ook dat strooit zand in de raderen van de formatiemachine.
In de derde plaats leidt de beweeglijkheid van de kiezer tot een toenemende angst bij partijen om zich in het avontuur van een coalitie te storten. Je zou immers wel gek zijn om je eerst maandenlang in het zweet te werken voor een uit taaie compromissen bestaand regeerakkoord, om je dan enkele jaren later vrijwillig over de knie te laten leggen van de altijd weer met de karwats zwaaiende kiezer. Waarom dan niet liever min of meer risicoloos in de oppositie blijven?
En áls je al aan onderhandelingen begint, zul je op een regeerakkoord zozeer jouw stempel willen drukken, dat jouw kiezers er niet omheen kunnen dat regeringsdeelname hen iets tastbaars oplevert. Bovendien zul je ultieme garanties willen inbouwen dat er ook bij de uitvoering van het beleid niets gebeurt wat jouw achterban onwelgevallig is.
Dat laatste is precies wat GL-leider Klaver in de laatste gespreksronde deed. Op zijn opstelling tijdens de besprekingen kwam veel kritiek. Klaver zou gezwabberd hebben en zou irreële eisen hebben gesteld.
Daar zit misschien wat in. Maar in elk geval heeft de GL-leider goed begrepen dat papier geduldig is, en dat je er in onze tijd niet mee weg komt om, als er eenmaal een nieuwe vluchtelingencrisis is ontstaan en jouw achterban begint te morren vanwege het ‘bikkelharde’ coalitiebeleid, met een paar A4’tjes te zwaaien. „Kijk eens, het is wél eerlijk en fatsoenlijk, want hier staat het.”
In die gevallen heb je meer nodig. Dan moet je écht in je eigen oplossing geloven. Dan moet je er grondig van overtuigd zijn dat oorlogsvluchtelingen in Noord-Afrika in de praktijk (en niet slechts in theorie) veilig zijn. Twijfel je daar diep in je hart aan, dan moet je niet aan zo’n coalitie en aan zulke afspraken beginnen. Want dan maakt de kiezer je zeer binnenkort een kopje kleiner.
Daarom: het definitief afhaken van GroenLinks bij de formatie is méér dan slechts het bewijs dat deze ‘onvolwassen’ partij nog altijd niet toe is aan regeren. Nee, dit staat ook symbool voor een breder probleem in de politiek, een probleem dat álle partijen raakt: een begrijpelijke angst voor electorale afstraffingen, die na de ontzuiling vaker en heftiger optreden dan vroeger. Mede hierdoor vloeit het formatieproces in 2017 trager dan koude stroop.