Rouwendal: Verworpenen volgens Geneefse theologen geen slachtoffers, maar daders
Als de leer van de predestinatie waar is, hoe zit het dan met de nodiging van het Evangelie? Anders gezegd: hoe kan God, in alle oprechtheid, de zaligheid aanbieden aan mensen die Hij heeft verworpen? Het is een vraagstuk waarover de eeuwen door heel wat strijd is gevoerd. Pieter Rouwendal onderzocht hoe Geneefse theologen, van Johannes Calvijn tot Benedictus Pictet, erover dachten.
Donderdagmiddag promoveert hij aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. „De verworpenen zijn geen slachtoffers, maar daders.”
Al jaren houdt Rouwendal zich bezig met de, niet eenvoudige, materie. In 2002 verscheen van zijn hand ”Het aanbod van genade”, waarin hij onder meer de visie van dr. C. Steenblok op het „algemeen, welmenend en onvoorwaardelijk aanbod van genade” beschrijft. Acht jaar later publiceerde Rouwendal nog een boek over dr. Steenblok; in 2013 volgde het boekje ”Verantwoordelijkheid en verkiezing”.
Uw proefschrift verschijnt in het Engels. Komt er ook een Nederlandstalige versie?
„Nee, ik denk het niet. De markt in Nederland is zo klein. Tenzij er veel vraag naar komt, maar dat vermoed ik niet.”
Wat motiveerde u tot het schrijven van deze dissertatie?
„Hier kwamen twee lijnen bij elkaar. De eerste was mijn interesse in de discussie rond het aanbod van genade – dr. Steenblok, ds. R. Kok, ds. H. Hoeksema. In dezelfde periode verdiepte ik me in de Engelse baptistentheoloog Andrew Fuller, van wie ik later ook ”Het Evangelie, aller aanneming waardig” in vertaling heb uitgegeven. Ik wilde toen weleens weten hoe de gereformeerde theologie in haar hoogtijdagen, in de tijd van de gereformeerde scholastiek dus, dacht over de verhouding tussen predestinatieleer en prediking.
De andere lijn was dat ik van de Amerikaanse kerkhistoricus Richard Muller had geleerd dat de predestinatieleer voor gereformeerde scholastici geen allesoverheersend thema was. De leer beheerste hun methode van theologie bedrijven niet. Voor mij bleef de vraag: hoe groot was de invloed van deze leer dan wel? Waarbij ik me heb beperkt tot Genève: hoe zagen Calvijn en de gereformeerde theologen in de twee eeuwen na hem de verhouding tussen predestinatie en prediking?”
De in 2014 overleden prof. dr. Willem van Asselt, met wie u in Utrecht een tijdlang samenwerkte, was bijzonder enthousiast over uw interesse voor de gereformeerde scholastiek, schrijft u.
„Dat was hij zeker, ja. Het heeft ook nog altijd iets onwerkelijks dat Van Asselt de totstandkoming van mijn proefschrift niet heeft kunnen meemaken, hij was mijn copromotor. Tot voor twintig jaar terug gebeurde er op dit terrein echt heel weinig. En als er wat gebeurde, was het vaak negatief. In de trant van: bij Calvijn was het allemaal nog goed, Bijbels; daarna, bij zijn opvolger Theodorus Beza onder anderen, ging het helemaal mis.”
Daarin is verandering gekomen?
„Zonder meer. En in mijn proefschrift toon ik aan dat Calvijn, als het om de predestinatieleer gaat, vele malen ongenuanceerder was dan de latere scholastici. Calvijn ging zover dat hij Gods besluit tot oorzaak van alle dingen maakte, waarbij ongeloof veroorzaakt zou zijn door de verwerping. Theologen als Beza hebben met behulp van scholastieke middelen juist voorkomen dat de predestinatieleer een overheersend thema werd, en een soort noodlotsysteem.”
Bij scholastiek denk je al snel aan eindeloze onderscheidingen, heel precies, heel ingewikkeld.
„Scholastiek is simpelweg de manier waarop op de academies, de scholen –vandaar de naam scholastiek– theologie werd bedreven. Die mensen waren er echt niet opuit om nu maar weer eens nieuwe zinloze onderscheidingen te bedenken. Vaak zagen ze zich gedrongen om met behulp van onderscheidingen de gereformeerde theologie te verhelderen en te verdedigen.”
U onderzocht hoe opeenvolgende Geneefse theologen –Calvijn, Beza, Diodati, Tronchin, Turretini en Pictet– aankeken tegen de verhouding tussen de predestinatieleer en de prediking. Wat is, samengevat, uw conclusie?
„Er is veel overeenstemming. Al deze theologen laten de leer van de predestinatie, van verkiezing en verwerping, én de welmenendheid waarmee God mensen door middel van de prediking roept tot geloof en bekering voluit naast elkaar staan. Het is me opnieuw opgevallen hoe ontzettend verhelderend de gereformeerde scholastici zich hierover hebben uitgelaten, Franciscus Turretini bijvoorbeeld. Nogal wat mensen, juist in de gereformeerde gezindte, zien de verworpenen als een soort slachtoffers van Gods besluit, die er uiteindelijk ook niets aan kunnen doen dat zij verloren gaan. Terwijl de gereformeerde theologie zoals die vanuit Genève tot ons komt op grond van de Bijbel duidelijk maakt dat de verworpenen geen slachtoffers zijn, maar daders. Gods besluit tot verwerping dwíngt mensen niet om ongelovig te blijven. Kort gezegd: wie ongelovig en onbekeerd is, wíl ook ongelovig en onbekeerd zijn. Het is zijn of haar eigen, vrijwillige verdorvenheid.”
Zoals ook de Dordtse Leerregels het zeggen, in hoofdstuk 2,6: „door hun eigen schuld.”
„Inderdaad. In de Dordtse Leerregels zie je dezelfde noties terugkeren. In mijn proefschrift beschrijf ik ook twee Geneefse afgevaardigden naar de synode van Dordrecht in 1618-1619, Diodati en Tronchin.
Overigens viel het me op hoe breed de deelnemers aan de Dordtse synode waren qua opvattingen. Ik zou willen dat we daar weer iets van terugkregen.”
Hoe breed is breed?
„De afgevaardigden uit Engeland en Bremen, die op onderdelen toch wel afwijkende opvattingen hadden, die ik niet met hen deel, met name over de uitgestrektheid van de verzoening, werden toch als gereformeerden geaccepteerd. Over hun standpunten is stevig gediscussieerd, en ze zijn als zodanig niet in de Dordtse Leerregels opgenomen, maar er werd wel een formulering gevonden waarmee ook deze afgevaardigden konden leven. Vandaag lijkt zoiets niet meer te kunnen; kerken scheuren al om kleinere verschillen.”
Terug naar Calvijn: u plaatst kanttekeningen bij de gedachte dat hij de gemeente beschouwde als bestaande uit allemaal kinderen van God.
„Calvijn spreekt zijn gemeente –als verbondsgemeente– altijd aan in de wij-vorm. Vaak in positieve zin: naar het oordeel der liefde zijn het allemaal gelovigen, en dus ook allemaal verkorenen. Maar tegelijkertijd laat Calvijn blijken dat dit oordeel der liefde niet per definitie ook de realiteit is. Daar komt bij dat Calvijn voortdúrend in de wij-vorm spreekt, ook naar aanleiding van teksten waarin het oordeel verkondigd wordt, of de eeuwige straf.”
In een recente lezing voor studentenvereniging Solidamentum plaatste SGP-senator mr. D. J. H. van Dijk Calvijns spreken over de uitverkiezing in het licht van de grote vluchtelingenstromen in zijn tijd. „Voor Calvijn draait het in de verkiezing om Gods trouw aan de vervolgde en gevluchte kerk.” Terecht?
„Nee. Van Dijk baseert zich hier op Heiko Oberman. Oberman was een erudiet geleerde, maar deze uitspraak zegt meer over Oberman dan over Calvijn. Hij gaat zelfs zo ver dat hij Calvijns predestinatieleer buiten de context van de vervolgingen om verderfelijk noemt. Maar dit doet simpelweg geen recht aan de feiten. Calvijn vindt de leer van de predestinatie terug in de Schrift en neemt die waar in de praktijk: hij ziet voor zijn ogen gebeuren dat de ene mens gaat geloven en de andere niet. Dat verklaart hij met de predestinatieleer, vanuit de Schrift. Ik kan me niet herinneren dat Calvijn de predestinatieleer verdedigt vanuit het motief: Als je ons deze leer ontneemt, ontneem je ons troost in tijden van vervolging.”
Als laatste Geneefse theoloog beschrijft u de onbekende Benedictus Pictet.
„Het is inderdaad opvallend hoe weinig bekendheid de gereformeerde theologen genieten die ná Calvijn Genève hebben gediend. Pictet was een soort laatste der mohikanen. Eén jaar na zijn dood in 1724 verklaarde de kerk in Genève diverse gereformeerde belijdenisgeschriften, waaronder de Dordtse Leerregels, als niet langer bindend. Over delen van de gereformeerde theologie die niet direct van invloed waren op het christelijk, zedelijk leven werd niet meer gepreekt. Later, tijdens het Zwitserse Reveil, werd de gereformeerde theologie herontdekt, door onder anderen César Malan, maar toen was men in Genève al zover van de gereformeerde wortels afgedreven dat er zelfs een verbod kwam om over bepaalde leerstukken te preken. En kwamen Malan en verschillende andere gereformeerden buiten de gereformeerde kerk in Genève te staan.”
Anders dan twee van zijn eerdere publicaties gaat Rouwendals dissertatie níét over dr. C. Steenblok, al komt zijn naam er wel in voor. Tot een antwoord op de vraag „Kok of Steenblok?” laat de Kamper kerkhistoricus zich ook niet overhalen, blijkt gaande het gesprek. De Veenendaalse predikant R. Kok was in de vorige eeuw een van de grote tegenspelers van dr. Steenblok. Rouwendal: „Ik heb onderzoek gedaan naar bijna twee eeuwen gereformeerde theologie in Genève, van de Reformatie tot aan de verlichting. Ik zou het spijtig vinden als dat direct in het licht kwam te staan van een onverkwikkelijke episode uit de geschiedenis van een klein kerkverband in Nederland, waarin mensen in de eerste plaats niet naar elkaar geluisterd hebben, niet geprobeerd hebben elkaar werkelijk te begrijpen. Daar komt bij dat de gereformeerde theologie veel te rijk, genuanceerd en gecompliceerd is om zich te laten reduceren tot een keuze tussen Kok en Steenblok.”
Anderzijds merkt u in uw inleiding op dat uw studie ook voor vandaag „vruchtbaar” kan zijn. Al hebt u „weinig hoop” dat eenmaal ingenomen standpunten door historisch onderzoek heroverwogen zullen worden…
„Ik vind ook dat er zeker verder nagedacht moet worden over de thematiek die ik aansnijd. Maar laten mensen dan eerst mijn boek gaan lezen.”
Pieter Rouwendal
Pieter Rouwendal (43) werd in Apeldoorn geboren, in een gezin dat behoorde tot de Gereformeerde Gemeenten in Nederland. In 1991 ging hij theologie studeren aan de Rijksuniversiteit Utrecht. Tijdens zijn studie werd hij student-assistent van kerkhistoricus dr. W. J. van Asselt, die vanaf 1993 in Utrecht doceerde en een groot kenner was van de gereformeerde scholastiek. Onder zijn leiding schreef Rouwendal onder meer zijn doctoraalscriptie over dr. C. Steenblok en het aanbod van genade.
Nadien was Rouwendal enige tijd docent godsdienst aan de Jacobus Fruytierscholengemeenschap. Vervolgens werkte hij acht jaar bij uitgeverij Kok, onderdeel van VBK Uitgevers. In 2012 startte hij zijn eigen uitgeverij, Brevier. Hij en zijn vrouw Gerdien hebben vier kinderen. Het gezin is aangesloten bij de gereformeerde gemeente in Kampen.
Rouwendal promoveert donderdagmiddag aan de Vrije Universiteit in Amsterdam op de dissertatie ”Predestination and Preaching in Genevan Theology from Calvin to Pictet” (ISBN 9789491583995). Zijn promotor is prof. dr. W. Janse, copromotor prof. dr. A. de Reuver.
Lees ook in Digibron:
Pieter Rouwendal wint met scriptie over Lincoln (Reformatorisch Dagblad, 18 december 1989)
Eerherstel voor de scholastiek – recensie door dr. C. A. de Niet van het boek ”Inleiding in de gereformeerde scholastiek” door dr. W. J. van Asselt, T. T. J. Pleizier, P. L. Rouwendal en drs. P. M. Wisse (Reformatorisch Dagblad, 10 februari 1999)
Aanbieden of voorstellen – recensie door ds. D. Heemskerk van Rouwendals boek ”Het aanbod van genade” (Reformatorisch Dagblad, 15 januari 2003)
Vereerd en verguisd – interview met drs. P. L. Rouwendal (Reformatorisch Dagblad, 12 juni 2003)
Het Evangelie, de schat van de kerk – opinieartikel door ds. C. Harinck (Reformatorisch Dagblad, 21 juni 2003)
De discussie zuiver houden?! – opinieartikel door drs. P. L. Rouwendal (Reformatorisch Dagblad, 24 juni 2003)
Niet willen of niet kunnen geloven – bespreking door ds. C. Harinck van het boek ”Aller aanneming waardig” van Andrew Fuller (Reformatorisch Dagblad, 18 mei 2005).
Rouwendal geboeid door dr. Steenblok (Reformatorisch Dagblad, 4 mei 2010)
“GG raakten in 1948 in machtsvacuüm” (Reformatorisch Dagblad, 4 mei 2010)
“Boek dr. Steenblok had niet mogen verschijnen” – L. M. P. Scholten (Reformatorisch Dagblad, 14 mei 2010)
Negeren van menselijk aspecten vertroebelt zicht op ‘1953’ – opinieartikel drs. P. L. Rouwendal (Reformatorisch Dagblad, 17 mei 2010)
Autisme doet niets af aan diep theologisch inzicht dr. C. Steenblok – opinieartikel ir. Chris A. van Veen (Reformatorisch Dagblad, 19 mei 2010)
Onbuigzaamheid Steenblok niet louter psychisch te duiden – opinieartikel L. M. P. Scholten (Reformatorisch Dagblad, 21 mei 2010)
Excentriek en misverstaan – interview met drs. P. L. Rouwendal (Terdege, 26 mei 2010)
Een harde noot gekraakt – bespreking door ds. M. Goudriaan van het boek ”Verantwoordelijkheid en verkiezing” (Reformatorisch Dagblad, 9 november 2013)
Uitverkiezing biedt troost voor vluchtelingen – mr. D. J. H. van Dijk voor Solidamentum (Reformatorisch Dagblad, 29 december 2016)
Verkiezing en vluchteling – mr. D. J. H. van Dijk (Reformatorisch Dagblad, 5 januari 2017)
Prediking is gewild onderwerp voor uitgevers (Reformatorisch Dagblad, 2 maart 2017)