Heiliging
Psalm 119:25
„Mijn ziel kleeft aan het stof; maak mij levend naar Uw woord.”
Gods kind wordt een andere man voor zijn vrouw, een andere vader voor zijn kinderen, een andere knecht voor zijn meester of een andere baas over zijn ondergeschikten. Hij leeft anders op de markt, hij zit anders in de kerk, hij is anders in zijn werk, anders in zijn huis en waar hij ook maar is. Hij draagt de blijken dat God zijn hart inwendig heeft veranderd. Nu moeten wij vooral opmerken dat dit geloof niet zweeft in de hersenen, maar dat het woont in het hart. De Heere vraagt niet zozeer om onze hand, om ons hoofd of om onze tong, maar om ons hart! Vele mensen geven hun tong aan de godsdienst en hun hart aan de duivel. Zij kunnen mooi praten en ernstig in het openbaar bidden, maar van het verborgen gebed houden zij niet, en hun werken zijn werken des vlezes. Als wij ons hart niet aan Jezus geven, dan kunnen we net zo goed niets geven. Want dienen wij uitwendig de Heere en inwendig de wereld, dan zullen wij toch in het einde jammerlijk bedrogen uitkomen en bij de dood ellendig verloren gaan.
Wulfert Floor, landbouwer te Driebergen
(”Al de eenvoudige oefeningen”, 1914)