Ik zal
Jesaja 41:17
„De ellendigen en nooddruftigen zoeken water, maar er is geen, hun tong versmacht van dorst; Ik, de Heere, zal hen verhoren, Ik, de God Israëls, zal hen niet verlaten.”
Ik, de God Israëls, heb dat volk zoekende en biddende gemaakt en daarom ook zal Ik ze verhoren en al hun zielsgebrek vervullen. Ja, Ik, de God Israëls, Die met het ganse zaad van Jakob altijd zo veel bemoeienissen gehad heb en het zo trouw verzorgd en op arendsvleugels gedragen heb, Ik zal hen niet verlaten.
Hoe hopeloos het er van alle kant ook met dat volk mag schijnen uit te zien, Ik zal hen nochtans niet begeven of verlaten. Hoe de zonde hen ook op sommige tijden als een waterstroom over het hoofd schijnt te gaan, zo zal het toch nog met hen zijn: „U zullen als op Mozes’ beê, wanneer uw pad loopt door de zee, geen golven overstromen.”
Hoe machteloos en moedeloos zij ook menigmaal zijn, zodat het schijnt dat er voor hen geen doorkomen aan is: „Ik zal voor hen voleindigen – Ik zal hen niet verlaten, maar Ik zal Mijn werk in hen in het leven behouden.”
Ja, hoe trouweloos zij Mij ook verlaten en voor een tijd van Mij afdwalen en aanhoudend tegen Mij zondigen – Ik zal, Ik wil, Ik kan hen niet verlaten, want Ik heb hen liefgehad met een eeuwige liefde, en sinds Ik tot hen gesproken heb, denk Ik nog ernstig aan hen; ook rommelt Mijn ingewand over hen; Ik zal Mij over hen zeker ontfermen.
Wulfert Floor, landbouwer te Driebergen
(”Al de eenvoudige oefeningen”, 1914)