Beeldenstorm van 1566 was niet de enige en meest verwoestende
De Nederlandse Beeldenstorm in 1566 was niet de enige en niet de meest verwoestende. Dat bleek tijdens het symposium ”Iconoclasm: Beeldenstorm and Beyond”, dat vrijdag en zaterdag in Amsterdam werd gehouden.
De bijeenkomst vond plaats ter gelegenheid van het feit dat het dit jaar 450 jaar geleden is dat de Nederlandse Beeldenstorm plaatsvond. De organisatie was in handen van de Universiteit van Amsterdam (UvA) en het Rijksmuseum. Er waren 220 deelnemers, van wie verschillenden uit het buitenland.
De Spaanse landvoogdes riep in 1566 in Nederland ach en wee over de Beeldenstorm, maar het waren Spanjaarden die in Amerika beelden vernielden. Thomas Cummins (Harvard University, VS) liet zien hoe de Spanjaarden vanaf de zestiende eeuw de heidense beelden weghaalden uit de tempels van de indianen en vervingen door beelden van Jezus en Maria.
Christiane Gruber (University of Michigan, VS) nam de vernietiging van cultureel erfgoed in het Midden-Oosten onder de loep. De vernietiging is volgens haar vooral een middel in de strijd: angst aanjagen, verwarring zaaien en chaos veroorzaken.
Beeld van Alva
Drs. Hilbert Lootsma, als onderzoeker verbonden aan Universiteit Utrecht, richtte de blik op overgebleven kerkelijke kunst na de Nederlandse Beeldenstorm in 1566. Hij zei dat de vijf belangrijkste kunstwerken in kerken tijdens de Beeldenstorm van 1566 behouden zijn gebleven: altaarstukken in Amsterdam, Antwerpen, Gent, Ieper en Middelburg.
Het beeld dat Alva voor zichzelf maakte, bleef niet gespaard. Over diens duim had Marisa Bass van de Yale University in de Verenigde Staten een verhandeling. Alva, de gehate landvoogd van de Nederlanden tijdens de Opstand, had van zichzelf een standbeeld laten maken waarop te zien was hoe hij de opstandelingen onder de duim hield. Het monument werd in 1571 in Antwerpen geplaatst. Het werd al in 1575 verwijderd en is in 1577 definitief vernietigd. Wat bleef was de bronzen duim, die nu in het bezit is van het Rijksmuseum.
Het heeft lang geduurd voordat Nederland „het nationale trauma van de Beeldenstorm” was vergeten, vond prof. dr. Frits Scholten, hoogleraar aan de UvA. In 1622 ontstond er onenigheid over de oprichting van een standbeeld voor Erasmus, omdat het zou kunnen getuigen van afgoderij. Het beeld is uiteindelijk blijven staan, omdat argumenten voor behoud van het beeld belangrijker gevonden werden.
Diverse vormen
Prof. dr. Hugo van der Velden heeft meer begrip voor de Beeldenstorm in 1566 dan voor die in het Midden-Oosten in 2015, zegt hij desgevraagd. De hoogleraar kunstgeschiedenis van de middeleeuwen was samen met anderen verantwoordelijk voor de organisatie van het symposium.
Tijdens de voorbereiding besefte hij steeds meer hoe algemeen het verschijnsel beeldenstorm is. „Het heeft zich voorgedaan op veel plaatsen en tijden en het kan diverse vormen aannemen. De beeldenstorm in Ghana ging over de overgang naar het protestantisme, die in Byzantium betrof de muziek, die in het Midden-Oosten treft een veelheid aan erfgoed.”
De overeenkomst tussen de Beeldenstorm van 1566 en die in het Midden-Oosten is dat er kunstwerken vanuit ideologische motieven werden vernietigd. „De verschillen zijn echter veel groter. In 1566 wilden de calvinisten de beelden uit de kerken weghebben, omdat ze niet pasten bij hun geloofsopvatting. Het ging hen om de verwijdering, en niet om de vernietiging, al liep het daar wel op uit.”
Bij IS gaat het volgens Van der Velden niet alleen om de verwijdering maar ook om de vernietiging van kunstschatten. „De organisatie brengt die expres bij zo veel mogelijk mensen in beeld. De beeldvernietiging is een onderdeel van de oorlogvoering. De religieuze onderbouwing ervan is heel oppervlakkig.”