Meer veroordeelden die DNA moeten afstaan zijn onvindbaar
Het lukt justitie nog steeds niet om van duizenden veroordeelden die daartoe verplicht zijn, celmateriaal af te nemen om in de DNA-databank te stoppen. Het aantal veroordeelden dat zich aan DNA-afname onttrekt, is de afgelopen vijf jaar opgelopen van ruim 21.000 naar ruim 25.000 in augustus van dit jaar. Om dit probleem tegen te gaan stelde de commissie-Hoekstra in 2015 voor om in een eerder stadium DNA af te nemen. Maar deze aanbeveling is nog niet ingevoerd.
Een woordvoerster van het ministerie van Justitie bevestigt berichtgeving hierover van EenVandaag. Volgens haar zijn veel veroordeelden moeilijk of niet te vinden, omdat ze geen vaste woon- en verblijfplaats hebben of in het buitenland verblijven. Deze personen zaten niet vast toen zij het bevel ontvingen om DNA af te staan.
De commissie-Hoekstra stelde daarom onder meer voor om al DNA af te nemen als iemand nog verdachte is en niet pas nadat iemand is veroordeeld. Verdachten zouden dan hun celmateriaal moeten afgeven zodra ze in verband met een misdrijf worden verhoord of voorlopig zijn vastgezet. Volgens justitie zijn er eerst studies uitgevoerd naar de haalbaarheid van de aanbevelingen.
De DNA-databank voor strafzaken is opgericht om beter te kunnen achterhalen of criminelen na hun straf opnieuw betrokken zijn bij misdrijven. Veroordeelden moeten DNA afgeven als ze iets hebben misdaan waar een vrijheidsstraf van vier jaar cel of meer op staat.
De commissie ging aan de slag toen was gebleken dat de moordenaar van oud-minister Els Borst na eerdere misdrijven ook geen DNA had afgestaan.