Kerk & religie

„Ruil maar gewoon zondags van kansel”

„De keerzijde van de rijkdom aan verfijnd dogmatisch inzicht is armoede in het contact met andersdenkenden. Veel reformatorische kerkleden hebben weinig onderscheidingsvermogen meer. Ze hebben wat de oecumene betreft de kerkelijke leiders allang links en rechts ingehaald.” Dat concludeerde ds. J. van Langevelde zaterdag op de landelijke conferentie van de Regionale Christelijke Gereformeerde Studiekringen (RCGS).

Van een medewerker
25 March 2002 10:00Gewijzigd op 13 November 2020 23:29
VEENENDAAL - Ds. J. van Langevelde bespeurt in kerkelijke vergaderingen „nog altijd een flinke dosis ”wij zijn de ware kerk”-denken, dat ervoor zorgt dat de her- en erkenning van broeders en zusters uit andere kerkverbanden wel erg stug en traag verloopt.
VEENENDAAL - Ds. J. van Langevelde bespeurt in kerkelijke vergaderingen „nog altijd een flinke dosis ”wij zijn de ware kerk”-denken, dat ervoor zorgt dat de her- en erkenning van broeders en zusters uit andere kerkverbanden wel erg stug en traag verloopt.

Ds. Van Langevelde, christelijk gereformeerd predikant te Veenendaal (Bethelkerk) en voorzitter van de Evangelische Alliantie, betreurt het niet dat „de kerkelijke scherpslijperij” aan de basis goeddeels voorbij is. Niettemin gaat het op voorhand relativeren van verschilpunten ook hem soms al te gemakkelijk en al te ver. Bij een overstap van een christelijke gereformeerde naar een baptistengemeente -„hoewel ik persoonlijk helemaal niet allergisch ben voor de volwassendoop en andere karakteristieke kenmerken van zo’n gemeente”- vindt hij het wel fair om inzicht te vragen in de verschillen. „Het inhoudelijk kunnen benoemen daarvan blijkt in de meeste gevallen echter te hoog gegrepen. Een fiks ”goed gevoel”-gehalte maakt veel vragen blijkbaar overbodig.”

Verwonderd over de verschuivingen aan de basis is ds. Van Langevelde niet. Het kennismaken met de wereldkerk via de media heeft zijn gevolgen. „Levend in een multireligieuze samenleving kalft er bij velen nog dagelijks een stukje af van de stelligheid waarmee ze vasthouden aan hun eigen waarheidsdenken. De christelijke pers laat vooraanstaande theologen aan het woord met vragen en twijfels omtrent zaken waar ze zich tien of twintig jaar geleden nog stoer gelovig over uitspraken. Prof. Ouweneel relativeert zijn opvattingen over de laatste dingen; prof. Graafland durft de onveranderlijkheid van de gereformeerde confessie aan te kaarten.”

Waar de predikant „de enorme verandering in gezindheid en overtuiging” ook tegenkomt, in kerkelijke vergaderingen niet. „Daar bespeur ik nog altijd een flinke dosis ”wij zijn de ware kerk”-denken, dat ervoor zorgt dat de her- en erkenning van broeders en zusters uit andere kerkverbanden wel erg stug en traag verloopt.”

De zogenaamde kleine oecumene (CGK, NGK en GKV) typeert ds. Van Langevelde als „een zich voortslepend samensprekingstraject.” Binnen elk van de betrokken kerken ziet hij mensen actief die „als een Sherlock Holmes speuren naar de kleinste verdenkingen van onschriftuurlijkheid en onconfessionaliteit.” Hij pleit ervoor serieus aan de slag te gaan met het eigen imago en de tanende vitaliteit. „De verlammende impasse in de jarenlange samensprekingen zou ik willen doorbreken door maar gewoon als voorgangers zondags van kansel te ruilen.”

Dr. S. J. Wierda behandelde het thema oecumene vanuit de praktijksituatie van zijn opbouwwerk in Amsterdam. De christelijke gereformeerde predikant dient niet alleen een kleine gemeente, maar heeft daarnaast de opdracht nieuwe gemeenten te stichten in de geseculariseerde hoofdstad. „De kerk is niet geroepen om te overleven. Haar taak is door de kracht van God Zelf het Koninkrijk van God te laten voortgaan. Ze heeft de boodschap en is de boodschapper van het Koninkrijk. Enerzijds geeft dat een diepe rust, anderzijds veroorzaakt dat een heilige onrust: de mensen moeten de boodschap te horen krijgen. De kerk moet zich niet aanpassen of isoleren. Ze is geroepen tot engagement: de kerk is helemaal verbonden met de samenleving, maar is er toch vreemd van. Centraal staat in het Koninkrijk het woord gemeenschap. Verbondenheid met God, medechristenen en buitenstaanders, van dit alles is Jezus Christus het middelpunt en de bron.”

In totaal tellen de negen christelijke gereformeerde, Nederlands gereformeerde, gereformeerd-vrijgemaakte en gereformeerdebondsgemeenten in Amsterdam ruim 1500 leden. Dr. Wierda wil de bestaande samenwerking verder uitbouwen. „Taken zoals coördineren, toerusten, het geven van cursussen en het opzetten van kringen kunnen we samen oppakken. De zes, straks wellicht acht predikanten en een paar stagiairs moeten systematisch en functioneel ingezet worden. Doel is het stichten van nieuwe samenwerkingsgemeenten, gevuld met nieuwe christenen. Ik zou graag een beweging op gang zien komen die is gestimuleerd door en gericht op Jezus Christus.”

Voor oecumene zijn twee dingen nodig, aldus ds. Wierda: „Overeenstemming in fundament en in visie. Wat je wilt bereiken, waar je naartoe werkt, is ontzettend belangrijk. Als je trouwt, ben je er ook niet. Je moet het eens zijn over de manier waarop je je leven zou willen inrichten.”

In samenwerking kun je volgens hem ver gaan. „Maar wat zijn de grenzen van de werkelijke oecumene?” In de bespreking zei dr. Wierda die in de praktijk toch wel te zien liggen in de kleine oecumene en „misschien” de Gereformeerde Bond. „Het moet wel kunnen. Er moeten samensprekingen zijn geweest.”

Hij toonde zich ook optimistischer over de bruikbaarheid van bijvoorbeeld de catechismus voor evangelisatiedoeleinden in ruime zin dan ds. Van Langevelde. „Je houding is belangrijk, en de invulling. De uitwerking van het gebed en de geloofsleer door de catechismus kun je goed gebruiken, ook al zou je de catechismus zelf niet altijd voorlezen. Binnen de bestaande structuren is veel goeds mogelijk.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer