Laat politici met rust én val ze vaak lastig
Nederlandse politici zijn, grosso modo, zeer benaderbaar. Wie dat zo wil houden, moet niet bij hen gaan belletje lellen. Bij hen aankloppen daarentegen kan een burger niet vaak genoeg doen.
Corona hakt er in politiek Den Haag fors in. De diepe zakken van minister Hoekstra van Financiën raken steeds leger. Debatten over de pandemie slokken zeeën van tijd op. En bén je als minister of Kamerlid eens lekker aan ’t debatteren over iets anders dan Covid19, dan meldt je corona-app dat je naar huis moet. Of moet je in quarantaine omdat een test uitwijst dat je besmet bent.
D66-leider Rob Jetten had er begin deze week mee te kampen: positief getest en dus, ver van Den Haag, aan huis en haard gebonden.
Gelukkig was daar een groepje boeren van Farmers Defence Force, dat ’s avonds bij hem aanbelde en hem een gezond voedselpakket aanbood. Leuk. En een sympathiek gebaar, toch?
Jetten kon het maar matig waarderen. Wat te begrijpen valt. Want dat het er die avond gemoedelijk aan toe ging, neemt niet weg dat je als D66’er schrikt als er onverwacht vertegenwoordigers van een militante boerengroepering voor je neus staan, mensen die met name op jouw partij verbeten zijn.
Maar ook als Jettens vrienden van Milieudefensie bij hem op de stoep hadden gestaan, was hij er niet blij mee geweest. Opnieuw terecht. Burgers moeten politici niet in hun privésituatie gaan opzoeken. Zelfs niet om hen een serenade te brengen. Dat type van druk –of het nu aanmoedigend of bedreigend is– mogen wij op onze volksvertegenwoordigers en bestuurders niet uitoefenen.
Dan maakt in principe de mate van opdringerigheid of agressiviteit niet uit. Verschrikkelijk was natuurlijk de bom die in 1991 bij het woonhuis van staatssecretaris Kosto tot ontploffing werd gebracht. De aanslag die werd toegeschreven aan de linkse actiegroep RaRa was gericht tegen het asielbeleid van de PvdA-politicus.
Minder grimmig oogde een incident in 1982, toen werkloze jongeren ongevraagd de voortuin van André van der Louw, minister van CRM, omspitten. De PvdA’er had immers gezegd dat zij maar eens aan het werk moesten?
Van der Louw nam het voorval luchtig op. Maar eigenlijk was het natuurlijk niet in de haak. Zoals het eveneens laakbaar was dat in 2017 het Radicaal Anarchistisch Feministisch Front de voordeur van de woning van Thierry Baudet in Amsterdam met roze verf bekladde.
In Nederland mag veel. Overluid je mening laten horen over wat dan ook? De overheid geeft er alle ruimte voor. In overdrachtelijke zin aankloppen bij Kamerleden of ministers? Laat iedereen, zo vaak hij maar wil, dat doen. Mail- en postadressen zijn openbaar. En op werkbezoeken, politieke avondjes of in de pauze van Kamerdebatten kunnen politici soms lijfelijk worden aangeklampt.
Maar bij het privéleven van politici en bestuurders, hun woonhuis, hun vakantieadres, moeten we uit de buurt blijven. Omdat ook zij recht hebben op privacy. En omdat ze al vaak genoeg in de schijnwerpers staan.
Doen we dat niet, dan zagen we aan de poten van de stoel waar we zelf op zitten. Dan bestaat het risico dat onze volksvertegenwoordigers zich gaan terugtrekken in hun cocon. En geleidelijk aan ook in hun eigen biotoop, het Binnenhof, steeds minder benaderbaar worden. Misbruik maken van hun toegankelijkheid, leidt tot effecten die niemand wil. En die in niemands belang zijn.