Hervormingsdag
Efeze 2:8
„Want uit genade zijt gij zalig geworden door het geloof, en dat niet uit u, het is Gods gave.”
Hoe verheven is alles van God: de Gever, de liefde, het Geschenk Dat ons uit louter liefde gegeven wordt en niet om verdienste. En Dat wel zó gegeven wordt, dat het een gave blijven moet en noch geborgd, noch geleend of betaald kan worden. Een gave waarvoor men niets geeft en waarvoor men niets anders doet dan de handen ophouden en zo’n staat gewillig en gaarne aannemen. Maar ’t is God geklaagd dat er geen harten en handen zijn die dat Geschenk aannemen, zoals Het ons wordt aangeboden om geheel ons eigendom te zijn en te blijven tot in eeuwigheid. Maar nu zal toch niemand raden, welke naam die lieden verdienen van wie men getuigen moet dat men hun niets geven kan. Als er een arme bedelaar zou zijn, die niets had en van de honger geen raad wist en een groot vorst schonk hem uit barmhartigheid een kasteel met een jaarlijks inkomen en stelde hem aan tot heer daarover en zei: dat alles wil ik u voor niemendal geven. Als die bedelaar de vorst de rug zou toekeren en zou antwoorden dat hij zulks niet verkoos, zou dan niet de hele wereld over deze bedelaar roepen dat zij nog nooit een dwazer mens gezien had – gelijk aan een dom stuk vee? Dat doet de wereld. Maar nu wordt de wereld geen vorstendom aangeboden, maar Gods Zoon Zelf.
Maarten Luther, hoogleraar in Wittenberg
(”Gods liefde in Christus”, preek uit 1538)