Kamptijd stempelde het leven van Friese grootouders
Toen Marney Blom in 2013 haar werk als journaliste in Israël onderbrak om haar familie in Toronto te bezoeken, deed ze een merkwaardige ontdekking. Haar zus zei: „Ik ga de oude dozen weggooien die in de kelder staan. Wil je er nog naar kijken? Je kunt pakken wat je wilt.”
Marney Blom was tien jaar oud toen haar grootouders, Menno en Fokje Giliam, in haar ouderlijk huis in Canada kwamen wonen. Ze voelde zich aangetrokken tot haar grootmoeder, die altijd klaarstond met thee en cake als ze thuis kwam van school. Haar opa las na het avondeten voor uit de Bijbel. Hij stelde zijn kleinkinderen vragen over de tekst en zo ontwikkelden zij liefde voor de Schrift.
Het gebeurde niet vaak dat haar grootouders spraken over „de kamptijd.” Ze bedoelden daarmee de jaren in de Tweede Wereldoorlog, toen ze in Indonesië onder de Japanse bezetting leden. Ze klaagden nooit. Ze waren ook niet verbitterd, hoewel ze zwaar te lijden hadden gehad. Hij als krijgsgevangene van de Japanners, en zij met zeven kinderen in een interneringskamp op Java.
Taak
Uit de oude doos die ze beetpakte, vielen kleine briefjes. Ze zag dat het de notities waren die haar grootvader maakte op kleine stukjes papier toen hij tewerkgesteld was bij de aanleg van de Birmaspoorlijn in Noord-Thailand. „Deze plotselinge ontdekking was voor mij persoonlijk een bevestiging dat ik een taak had. Dat was het verweven van de notities van mijn grootvader met de memoires die mijn grootmoeder jaren na de oorlog had geschreven. Ik wilde er een boek en een film van maken.
Ik vond ook andere documenten, zoals de identiteitskaart van mijn moeder. Ze was 3 toen ze naar een kamp werd gestuurd dat door de Japanners werd bewaakt.”
Blom deed drie jaar onderzoek voor het boek ”Shadow of the Sun” (Schaduw van de zon). Ze bezocht Friesland, om de plek waar haar grootouders hadden gewoond met eigen ogen te kunnen zien. Voor haar als Canadese was het ook een terugkeer naar de christelijke oorsprong in Nederland. Ze zag dat het geloof voor haar grootouders een kracht was. Ze verwacht dat Nederlandse lezers zullen zien dat ook zij christelijke wortels hebben.
Toen ze in Jeruzalem aan haar boek begon, besefte ze dat ze er het beste een historische roman van kon maken. De belangrijkste karakters en gebeurtenissen zijn historisch, maar ze heeft de vrijheid genomen om gesprekken te fingeren. De brieven van haar grootvader heeft ze letterlijk geciteerd.
Boerenknechten
„Mijn grootvader Menno kwam uit een familie van boerenknechten”, vertelt Blom tijdens een verblijf in Jeruzalem. „Ze woonden in Boazum of Bozum in Friesland. Het gezin was heel arm. Toen hij van de lagere school afkwam, ging hij aan het werk. Maar ’s avonds studeerde hij op zolder. Hij behaalde zijn bevoegdheid als onderwijzer en daarna als schoolhoofd. Hij wilde zijn talenten gebruiken in dienst van God. Toen kwam in 1928 de kans om in Indonesië scholen te leiden. Mijn grootmoeder Fokje was 17 of 18. Het duurde enige tijd voordat mijn grootmoeder door de medische keuringen kwam. Toen dat was gelukt, trouwden ze en vertrokken ze naar Nederlands-Indië. Ze werkten voor de zending van de gereformeerde kerken in Friesland.”
Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak, moest Menno in het leger. Hij was betrokken bij het opblazen van spoorwegen. In maart 1942 capituleerden de Nederlandse strijdkrachten op Java voor de Japanners.
Menno Giliam werd eerst naar een kamp in Surabaya gestuurd, daarna naar Singapore en naar Thailand, waar hij moest werken aan de spoorlijn naar Birma. Daar maakte hij de meeste notities. Hij verbleef in een kamp in Renton.
Landerijen
Ten slotte werd hij naar Japan gezonden om op de landerijen te werken. Hij was op een berghelling toen hij zag hoe de Amerikanen in juni 1945 Fukuoka platgooiden. Toen realiseerde hij zich dat de oorlog snel ten einde zou zijn. In augustus wierpen de Amerikanen atoombommen. Na de oorlog bezocht hij Nagasaki. Hij zag de mensen door het puin lopen. Hij schreef dat alles plat lag. Het enige gebouw dat nog overeind stond was een kerk. Met hulp van het Amerikaanse leger reisde hij na de oorlog naar Filippijnen en vervolgens Borneo. Ten slotte keerde hij op Java terug.
Elke keer dat de dwangarbeiders van kamp veranderden, werden alle bezittingen doorzocht. „Wonderlijk genoeg werden deze briefjes nooit ontdekt en…”, Marney Blom slikt even iets weg, „hij overleefde het. Het leek alsof Gods hand op zijn leven was. Hij zorgde ervoor dat ik de notities vond en dat ik er een boek over kon schrijven.”
Criminelen
Toen de Nederlander mannen te werk waren gesteld, zagen criminelen hun kansen schoon. „Ze beroofden en vermoordden de vrouwen en plunderden de huizen leeg. Mijn grootmoeder leefde met haar zeven kinderen in het zendingshuis. Na ongeveer een jaar zetten de Japanners de vrouwen en kinderen op de trein en brachten hen over naar interneringskampen. Ook mijn grootmoeder besloot aan het geloof vast te houden, ondanks dat één zoon stierf en een andere zoon in het ziekenhuis lag.
Mijn grootmoeder naaide een hele nacht door het geld in de kleding. Dit hielp haar en haar kinderen om in het kamp te overleven, want ze had genoeg geld om op de zwarte markt inkopen te doen. Kampgenoten die tot de high society behoorden, treurden over het verlies van de bezittingen. Dat was alles waar ze aan konden denken. Mijn grootmoeder was louter gericht op het overleven.”
Herenigd
Na de oorlog werden Menno en Fokje op Java herenigd. Ze vonden niets van hun bezittingen terug en besloten naar Nederland terug te gaan. Daar voelden ze zich niet welkom. Hun landgenoten bleken geleden te hebben onder de bezetting van de nazi’s en er heerste schaarste. Ze gingen weer naar Nederlands-Indië. Maar in 1949 werden ze gedwongen voorgoed terug te keren, nadat Nederland Indonesië erkende. Aan het eind van de jaren zeventig emigreerden ze naar Canada, om bij hun dochter Ineke Giliam –de moeder van Marney Blom– in te trekken. Ze overleden toen ze de 90 waren gepasseerd.
Verzetsverhaal
„Toen ik de notities zag, zag ik dat het om een verzetsverhaal ging. Menno was een koppige Fries. Zijn geloof in God motiveerde hem om door te gaan. Toen mijn grootouders van elkaar gescheiden waren, wisten ze niet eens dat de ander nog in leven was. Ze schreven beiden dat ze op een punt kwamen waarop ze een beslissing moesten nemen. Zouden ze op God blijven vertrouwen? Of zouden ze geloven dat Hij hen verlaten had, en dat ze net als alle anderen zouden omkomen?
Voor mijn grootvader kwam het dieptepunt toen hij zijn beste vriend begroef. Dat was de moeilijkste dag voor hem. Hij schreef in zijn notities: „Nee, nee, nee, God verlaat ons niet.” Hier kwam een krachtig geloof naar boven. Het maakt ook duidelijk hoe belangrijk het is om het woord van God in je hart te bewaren. Dat leeft op in moeilijke tijden.
Mijn grootvaders hart was erop gericht God te dienen en hard te leren. Maar hij realiseerde zich dat alles hem werd afgenomen. Zijn huis, zijn werk, zijn vrouw, zijn kinderen en zijn vrijheid. Hij dankte de Heere ervoor dat hij zo de kans kreeg om te zien wat er in zijn hart was; wat hem motiveerde om in de zending te gaan en directeur te worden van een school met meer dan honderd leerlingen. Hij zag in dat hij was tekortgeschoten als vader en echtgenoot. Hij ging zo op in zijn werk dat hij de dierbare momenten miste met zijn kinderen, en met zijn vrouw toen ze hem nodig had. Hij zag ook in dat hij momenten had van boosheid. Hij zag hoe hij werkelijk was, en hij dankt God voor de loutering.”
7 december 1941: Japanse vliegtuigen bombarderen de Amerikaanse vlootbasis in Pearl Harbor.
1941-1943: Japan bezet Britse en Nederlandse delen van Zuidoost-Azië.
27 februari 1942: Slag in de Javazee. De Nederlandse vloot, waar ook schepen van de VS, Australië en Engeland deel van uitmaakten, wordt verslagen op de Javazee.
8 maart 1942: De Nederlandse strijdkrachten geven zich over. Japan neemt Nederlandse militairen en militairen van andere landen krijgsgevangen. Veel krijgsgevangenen moeten in Thailand aan de dodenspoorweg naar Birma werken. Later worden ook de achtergebleven mannen, vrouwen en kinderen in kampen geïnterneerd.
1943-1945: Japan wordt teruggedrongen door de geallieerden.
15 augustus 1945: Japan capituleert nadat het Amerikaanse leger atoombommen werpt op Hiroshima en Nagasaki.
Maart 1946: Nederlandse troepen op Java. Politionele acties van het Nederlandse leger.
1949: De Nederlandse regering erkent Indonesië.