Column: Heilige grond
„Pastoraat voor mensen met psychische problemen vind ik het mooiste vrijwilligerswerk dat er in de kerk te doen is”, zegt ze, en haar ogen glimmen. Natuurlijk wil ik weten waarom. „Mensen vertellen je de diepe dingen van hun leven. Je mag met ze optrekken in een moeilijke periode. Je krijgt vertrouwen.” En dat herken ik wel.
Soms voelen mensen zich bezwaard wanneer ze vertellen over hun somberheid, verdriet, nare herinneringen of wat dan ook. Dat zou een belasting kunnen zijn – „dan zit jij ermee.” Of ze denken dat zij de hulpvragers en dus ontvangers zijn, en dat de persoon die het luisterend oor biedt degene is die geeft. Maar dat is nog maar de vraag. Je geeft immers ontzettend veel als je je kwetsbaarheid durft te laten zien, als je iets durft te delen van de brokstukken en scherven van je leven. Dat vertrouwen is een kostbaar geschenk. Daar is soms veel moed voor nodig. Juist als je de ervaring hebt dat kwetsbaarheid gevaarlijk is, dat anderen je vertrouwen niet waard zijn, dat mensen misbruik kunnen maken van je zwakke plekken of je enorm pijn kunnen doen. Als je bijvoorbeeld te maken hebt gehad met fysiek geweld, emotionele mishandeling of verwaarlozing, dan kun je tot de overtuiging komen dat je te allen tijde sterk moet zijn en vooral de controle moet behouden.
Vertrouwen kan geschonden of ver weg zijn, maar kan ook weer groeien. Juist binnen de christelijke gemeente, juist in het pastoraat. Als er veel kapot is, heeft dat vaak veel tijd nodig. Psychische klachten als somberheid en angst maken dit proces extra ingewikkeld – maar vertrouwen kán hersteld worden. Als je samen oploopt door donkere dalen en elkaar niet loslaat, ook niet in de schaduw van de dood of in de angsten van de hel, kan dat een bodem vormen waarin de plantjes van hoop en vertrouwen gaan wortelen. Je kunt de gebrokenheid voor elkaar niet oplossen. Maar het wordt wel iets minder eenzaam als je die gebrokenheid samen uithoudt.
In het pastoraat komt daar nog iets bij. Als je samen spreekt of samen zwijgt, dan gebeurt dat voor het aangezicht van God. We zijn niet willekeurig aan elkaar gegeven als hand en voet, als oog en oor, maar binnen de gemeente, het lichaam van Christus. In onze onderlinge zorg kan dan ook iets van Gods zorg voor mensen oplichten. Als wij voor elkaar pastor (herder) zijn, op welke manier dan ook –en dat is dus niet voorbehouden aan een kerkenraad– doen we dat in navolging en in afhankelijkheid van de grote Herder van de schapen (Hebreeën 13:20-21). Dat geeft ontspanning, want het hoeft niet in eigen kracht. Maar het brengt ook extra verantwoordelijkheid met zich mee. Verantwoordelijkheid om voorzichtig en fijnzinnig om te gaan met kwetsbaarheid, om vertrouwen niet te beschamen, maar dit geschenk op waarde te schatten.
In mijn boekenkast staat een klein boekje. ”De late regen” heet het. Met enige regelmaat haal ik het te voorschijn om te lezen wat Jozef Wissink, rooms-katholiek theoloog en priester, schrijft over luisteren en vertrouwen. Mooier dan hij het doet, kan ik het niet verwoorden: „Ik ben voor sommige mensen pastor. Af en toe ontmoet je mensen die door het leven gedeukt zijn. Ze mochten er nauwelijks zijn van hun omgeving. Ze deden altijd alles verkeerd. Als zo’n mens zich aan je zorgen toevertrouwt, gebeurt het soms: de ziel gaat open voor de liefde, hoort en weet dat ze er mag zijn en gaat het leven aandurven. Dan weet ik dat ik op heilige grond sta, dat ik de sandalen uit moet doen. God is bij ons. Dan verstilt mijn ziel van eerbied.”
De auteur is rector van het Kennisinstituut christelijke ggz (Kicg), onderdeel van Eleos en De Hoop ggz, en bijzonder hoogleraar klinische godsdienstpsychologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam.