Heerlijk toekomstperspectief
Romeinen 8:18
„Want ik houd het daarvoor, dat het lijden van deze tegenwoordige tijd niet is te waarderen tegen de heerlijkheid die aan ons zal geopenbaard worden.”
Wij leven in de vergankelijkheid, en alles wordt oud rondom ons. Wij sterven de wereld af, en zij sterft ons af. Ja, wij sterven elkaar af, maar van de profetie is het grote denkbeeld: een nieuwe schepping. Zij spreekt van een wedergeboorte, waarvan wij de barensweeën gevoelen. Daarom is de gehele Schrift profetisch, want geheel het geloofsleven bereidt zich voor op de toekomst. Het geloof aan het verleden, sluit het geloof in de toekomst in zich; vandaar in de Schrift die onophoudelijke verwijzing naar toekomende tijden.
Trouwens, wat is de mens zonder toekomst? De zonde is: het geven van de voorkeur aan het tegenwoordig ogenblik boven de toekomst, aan het genot der voorbijgaande vreugde boven de belofte van de blijvende vreugde. Het geloof is het tegendeel, en zelfs de deugd bestaat daarin, dat men zijn toekomst niet opoffert aan zijn tegenwoordigheid. De christen kent ook geen andere deugd. En waar de wereldling zegt: „Laat ons eten en drinken, want morgen sterven wij”, daar zegt de christen: „Indien wij alleenlijk in dit leven op Christus zijn hopende, zo zijn wij de ellendigste van alle mensen. Doch wij houden het daarvoor, dat het lijden dezes tijds niet is te waarderen tegen de heerlijkheid, die ons zal geopenbaard worden.”
Christus is ook hier een voorbeeld boven alle voorbeelden. Hij offerde geheel Zijn tegenwoordigheid op, om de Zijnen in zijn toekomst te doen delen.
Isaac da Costa, schrijver en dichter te Amsterdam (”Bijbellezingen”, 1879)