Graafterrorist belaagt Krimpenerwaard
„De veiligheid van mens en dier in de Krimpenerwaard is in gevaar. Tienduizenden muskusratten ondergraven dijken en oevers. Daardoor kunnen overstromingen ontstaan en gebeuren er ongelukken.” Drie agrariërs luiden vanuit het gehucht Achterbroek bij Gouderak de noodklok.
plattekst (u15,1,0(„Rattenvangers van de provincie moeten de muskusrattenpopulatie in de hand houden, maar elk jaar groeit die weer”, zeggen de drie. Na jaren aan de bel getrokken te hebben, zien boeren en particulieren in de Krimpenerwaard geen andere mogelijkheid dan de provincie voor de rechter te dagen. Woensdag wordt de zaak opnieuw behandeld.
„Zaterdagmiddag was het hier weer raak. Een tractor met mestverspreider zat muurvast aan de rand van een weiland. De muskusratten hadden de kant ondermijnd. Een shovel moest de boel weer lostrekken.”
Melkveehouder W. Boer uit Berkenwoude -waar Achterbroek onder valt- kan talloze voorbeelden noemen van problemen die veroorzaakt zijn door muskusratten. Zijn collega J. Anker uit Gouderak valt hem bij: „Koeien breken hun poten omdat ze in een rattengang stappen en struikelen.” Schapenhouder P. P. de Jong: „Het is eigenlijk een wonder dat er, zover ik weet, nog nooit een dodelijk ongeluk gebeurd is. Maar het lijkt wel alsof dat eerst moet gebeuren, voordat er echt actie wordt ondernomen.”
De drie agrariërs zijn lid van de Vereniging Duurzame Waterbeheersing en Landbouw Krimpenerwaard (DWLK). Namens de ruim 500 leden van de vereniging startten zij in september 2002 een bodemprocedure tegen de provincie Zuid-Holland. Die is verantwoordelijk voor de bestrijding van de muskusrat en blijft volgens de agrariërs in gebreke.
De ontevredenheid over de bestrijding begon al in 1998. Na de mkz-crisis in 2001 werd dat alleen maar erger. De Jong: „Vanwege besmettingsgevaar gingen de muskusrattenvangers de weilanden niet in. Dat is begrijpelijk, maar de populatie groeide enorm. Wij hadden verwacht dat er na afloop van de crisis een inhaalslag zou komen, maar pas in de herfst kwam er een schoonmaakactie. Toen was het te laat: de bestrijding had geen effect meer.”
Hopeloos
Is muskusrattenbestrijding in de Krimpenerwaard dan een hopeloze zaak? Boer: „Binnen de provincie gaan er stemmen op dat we er inderdaad niet meer uitkomen. Maar als de rattenplaag in één keer goed wordt aangepakt, gloort er nog hoop. De bestrijders moeten elke sloot en watergang twee keer per jaar nauwkeurig nalopen. Dat kost veel mankracht, maar het is de enige oplossing.”
Anker: „Laat ze dan ook echt lopen, nu rijden ze op een quad door het weiland en gaan ze de meeste bouwen, oftewel de nesten, voorbij. Lopend zie je er veel meer.”
Tijdens de eerste zitting in januari dit jaar beloofde de provincie Zuid-Holland het aantal vangers in de Krimpenerwaard uit te breiden van 16 naar 26. De tien extra vangers, die in mei zijn ingezet, blijven de komende twee jaar in het gebied.
Toch is deze uitbreiding volgens de agrariërs nog niet voldoende. De Jong: „Onderzoeksbureau De Jonge adviseerde in 1997 al om landelijk vijftig extra vangers in te zetten. In vijf jaar zou Nederland dan vrij van muskusratten zijn. Daar is toen weinig mee gedaan.”
Boer vult aan: „De provincie moet een preventieve bestrijding gaan voeren, nu holt ze steeds achter de feiten aan. Bovendien is een grootschalige aanpak veel diervriendelijker. Op de langere termijn zullen er minder dieren in de fuiken sterven. Want naast muskusratten worden er ook heel wat onschadelijke dieren gevangen.”
Met de bodemprocedure willen de agrariërs allereerst bereiken dat de muskusrattenplaag stopt. Daarnaast willen de boeren de geleden schade op de provincie verhalen. Naast de DWLK zijn er nog drie partijen die een rechtszaak tegen de provincie zijn begonnen, waaronder de WLTO.
Probleemgebied
De drie agrariërs worden in hun pleidooi gesteund door de Landelijke Coördinatiecommissie Muskusrattenbestrijding (LCCM). In het jaarverslag van 2003 wordt de Krimpenerwaard genoemd als hét probleemgebied van de muskusratten. Ruim eenderde van alle gevangen ratten in Zuid-Holland komt uit dit gebied.
Een slechte organisatie is volgens het LCCM de belangrijkste oorzaak van de problemen, die niet alleen in Zuid-Holland spelen. Zo worden bestrijders niet goed aangestuurd. Zij hebben te veel vrijheid en zijn moeilijk controleerbaar. Bovendien zijn er in veel regio’s te weinig rattenvangers. Tussen de verschillende bestrijdingsorganisaties is amper overleg en dus ook weinig samenwerking. Iedere organisatie denkt vanuit haar eigen koninkrijkje.
Om overleg op bestuurlijk niveau te bevorderen, organiseerde de LCCM op 8 september een symposium in Amsterdam. De negentig aanwezigen dachten na over een gezamenlijke bestrijdingsstrategie en discussieerden over een landelijke organisatie voor de bestrijding. Afgesproken is dat de LCCM vangsten en schadeclaims uit het hele land gaat registreren.
Bovendien start de commissie in 2005 een opleiding tot muskusratbestrijder. Secretaris J. Gronouwe kan nog niet zeggen wie de opleiding mag gaan volgen. „In eerste instantie is die bestemd voor werknemers van de bestrijdingsorganisaties. Maar ik sluit niet uit dat op den duur ook geïnteresseerden worden toegelaten.”
Zelf vangen
Veel boeren vragen zich af of zij zelf ook muskusratten mogen vangen. Omdat officiële vangers vaak op zich laten wachten, willen de boeren zelf aan de slag. Gronouwe: „Dat ligt juridisch ingewikkeld. De muskusrat is geen beschermd dier, maar iedereen heeft de toestemming van Gedeputeerde Staten nodig voor het gebruik van vangmiddelen. Dus een boer mag niet zomaar klemmen of fuiken plaatsen.”
De landelijke coördinator van de muskusrattenbestrijding begrijpt de klacht van de boeren dat de bestrijders te lang wegblijven wel, maar hij heeft ook begrip voor de bestrijdingsorganisaties. „Een agrariër die veel ratten ziet zwemmen, meldt dat aan de provincie, maar ziet dat daar niet direct iets mee gebeurt. De provincie zal waarschijnlijk een bestrijdingsplan hebben, waarin stelselmatig het gebied wordt uitgekamd. Dan kan ik me voorstellen dat de bestrijders niet iedere melding gaan nalopen, want dan vliegen ze van hot naar her door het gebied.”
De provincie Zuid-Holland wil geen commentaar geven op de aantijgingen van de boeren. Ook op inhoudelijke vragen komt geen antwoord. De directeur van de Zuid-Hollandse bestrijdingsdienst wacht de uitspraak op zijn vakantieadres af.