Lot van Rohingya raakt langzaam in vergetelheid
Ze kampen met traumatische ervaringen en leven onder mensonterende leefomstandigheden Toch trekt het lot van een miljoen Rohingya-vluchtelingen in Bangladesh nauwelijks nog de aandacht. Sudarshan Reddy: „Er komt geen sensationeel nieuws meer uit.”
Het geweld tegen de Rohingya kent inmiddels een lange geschiedenis. Met als voorlopig dieptepunt het oplaaien in 2017 van de gewelddadigheden tegen deze voornamelijk islamitische minderheid in Myanmar. Human Rights Watch berichtte over vrouwen die op grote schaal werden verkracht, mannen van wie de keel werd doorgesneden en kinderen die levend werden verbrand. Amnesty International sprak van stelselmatige etnische zuiveringen door het Myanmarese leger.
Opnieuw vluchtten destijds honderdduizenden Rohingya naar buurland Bangladesh, waar ze in toch al overvolle kampen werden opgevangen. Het drama kreeg drie jaar geleden wereldwijd aandacht. Maar inmiddels lijkt de tragedie een vergeten crisis.
Chronisch
„Het is een slepende kwestie geworden”, legt Sudarshan Reddy vanuit de Bengaalse hoofdstad Dhaka uit. Hij is landendirecteur in Bangladesh voor de christelijke hulporganisatie Tear, die in de kampen onder andere sanitaire voorzieningen aanlegt.
„Toen de vluchtelingen hierheen kwamen, was er nog behoorlijk wat media-aandacht. Maar er komt inmiddels geen sensationeel nieuws meer uit. Het is geen nieuwe oorlog of aardbeving, waar de camera’s meteen op gericht staan. Het is een chronisch probleem, dat nog heel lang kan blijven voortbestaan. Alleen de hulpverleners weten nog wat er gaande is.”
Dat weet Reddy ook uit eigen ervaring, na bezoeken aan de kampen. „Het is iedere keer weer hartverscheurend. Vooral het lot van de kinderen grijpt me erg aan. Hun gezichten stralen onschuld uit, maar daar ligt een wereld van leed achter. Ze hebben de meest verschrikkelijke dingen meegemaakt. Ze hebben hun vader verloren, hun moeder is voor hun ogen verkracht, hun broertjes en zusjes levend verbrand.”
Toch bereiken ook die verhalen lang niet altijd de buitenwereld. Want ook hulpverleners kunnen niet onbeperkt vrijuit praten, benadrukt Reddy. De kwestie van de Rohingya ligt gevoelig in Bangladesh. De regering in Dhaka staat erop dat de ontheemden uiteindelijk naar hun land van herkomst teruggaan. En dus kent de overheid ze geen officiële status als vluchteling toe. Om die reden mag er in de kampen niet worden gebouwd. Ook mogen ze geen betaalde arbeid verrichten.
Het betekent tevens dat de Rohingya volgens internationale regels minder recht op hulp en bescherming hebben, bijvoorbeeld van de Verenigde Naties. Aan de andere kant kúnnen ze feitelijk niet naar Myanmar terug, omdat het daar te gevaarlijk is.
Uitzichtloosheid
Dat tekent de uitzichtloosheid van hun situatie, zegt Reddy. En de coronacrisis maakt hulpverlening nóg lastiger. De landendirecteur bereidt momenteel een bezoek aan de kampen voor, maar dat heeft nogal wat voeten in de aarde. „Er zijn veel checkpoints en restricties, ook voor hulpverleners. Als gevolg van nieuwe besmettingen, moeten we regelmatig in quarantaine. Dat maakt het werk ontzettend moeilijk.”
Tegelijkertijd is het juist nu ontzettend hard nodig dat de hulp wordt opgevoerd, waarschuwt Reddy. „Als het zo doorgaat, verliezen we een hele generatie. Kinderen groeien zonder onderwijs op. Hun toekomst is één groot vraagteken. De wereld heeft een grote verantwoordelijkheid om deze mensen niet alleen hoop te geven, maar die ook in stand te houden. Ze hebben recht op het kleine beetje waardigheid dat hun nog enig perspectief biedt.”