Schriftgeloof
1 Korinthe 2:6
„En wij spreken wijsheid onder de volmaakten; doch een wijsheid niet van deze wereld, noch van de oversten van deze wereld, die tenietworden.”
Wat een gewoon mens Bijbelstudie noemt, noemen de geleerden godgeleerdheid; men meent door de woorden groot te maken wat de eenvoudigste zaak van de wereld is. Wie de Bijbel het beste kent, is de beste Godgeleerde. Een groot man, de filosoof Herder, heeft gezegd: Theologie is niets dan Bijbelkennis. Hiermee wil hij niet zeggen dat de kennis van de oorspronkelijke talen en van de met de uitleg van de Bijbel verwante wetenschappen niet grondig in aanmerking komen. Voorzeker doen zij dit, maar enkel als middelen tot de zaak, en niet als de zaak zelf. Zij zijn geen Bijbelkennis, maar zij kunnen temeer ertoe leiden, want niet altijd leiden zij er werkelijk toe. Hoevele geleerden die de naam van godgeleerde dragen, geven door hun schriften ieder deskundige de duidelijkste bewijzen dat zij alles kennen behalve de Schrift, waarover zij spreken als de blinde over de kleuren. Wat zij de wetenschap noemen, is niets anders dan hun eigen onwetendheid. Zij geloven niet, en daarom weten zij niet, want de dingen van de Geest, de dingen van God, kunnen niet geweten worden dan door het geloof. Daarom is de wetenschap die zich niet aan Christus onderworpen heeft, niets anders dan een moeder en voedster van ongeloof. Wat door Christus niet geheiligd is, is onheilig en blijft het. Daarom vragen wij ook met betrekking tot de profetische Schriften vóór en boven alles geloof.
Isaac da Costa, schrijver en dichter te Amsterdam
(”Bijbellezingen”, 1879)