Niet meer dan een dode hond
Zijn eigen familie probeerde hem te vergiftigen toen Adama Guingané de islam de rug toekeerde. Zijn moeder waarschuwde hem echter net op tijd zijn eten niet aan te raken.
Wekenlang zwierf hij door Burkina Faso, op de vlucht voor de wraak van zijn verwanten. „Als je je tot het christendom bekeert, ben je voor een moslim niet meer dan een dode hond.”
Nog steeds voelt Guingané zich ongemakkelijk als hij een moskee binnenstapt. Toch is hij bepaald niet onbekend met het islamitische gebedshuis. Tot zeven jaar geleden kwam hij er zelfs elke dag. Zijn vader was imam in een van de vele moskeeën van de Burkinese hoofdstad Ouagadougou. Hij had zijn enige zoon voorbestemd om in zijn voetsporen te treden.
„Zodra ik uit school kwam, kreeg ik de opdracht mijn schoolboeken aan de kant te leggen”, vertelt Guingané. „Dan moest ik de koran bestuderen en kreeg ik les in het Arabisch. Mijn vader reisde veel naar Ghana, omdat hij daar familie had. Dan instrueerde hij een van mijn ooms om mij tijdens zijn afwezigheid islamitisch onderwijs te geven.”
De grote ommekeer voor Guingané kwam in 1998. Zijn zus, die al christen was, vroeg hem een keer mee naar de kerk te gaan. „Daar werd ik bijzonder geraakt door een gezang dat de gemeente zong. Hoewel mensen soms niet altijd van jouw problemen afweten, is bij God alles bekend en kun je bij Hem met je zorgen terecht. Hij wil je helpen liefhebben als je met een waar geloof tot Hem komt. Dat was de inhoud van dat lied. Het was totaal nieuw voor mij. Binnen de islam was ik dat absoluut niet gewend.”
Het grote verschil tussen islam en christendom is dat binnen de mohammedaanse leer de liefde wordt gemist, meent Guingané. „Allah is geen liefde, in tegenstelling tot Christus. Islamieten worden ook niet opgeroepen elkaar lief te hebben, op de manier zoals de Bijbel dat doet. Verder heeft een moslim in dit leven nooit de zekerheid des geloofs. Na de dood worden alle goede en slechte daden tegen elkaar afgewogen en valt de beslissing. Een waar christen mag vóór zijn sterven weten dat hij uit genade is gered.”
De islam staat bekering tot een andere godsdienst niet toe, zegt Guingané. „Afval wordt streng bestraft in Burkina Faso, waar meer dan de helft van de bevolking moslim is.” Aanvankelijk beleed Adama Guingané zijn nieuwe geloof dan ook in stilte, om zijn familie niet in verlegenheid te brengen, en uit angst voor wraakacties. Lang hield hij dat echter niet vol. „Ik kreeg er steeds meer moeite mee om naar de moskee te gaan. Het is niet goed je voor Christus te schamen. Toen heb ik besloten er eerlijk voor uit te komen dat ik christen was geworden.”
Zijn familieleden waren diep geschokt toen Guingané hen van zijn ommekeer op de hoogte stelde. „Mijn vader was op dat moment in Togo. Maar mijn ooms en tantes waren woedend en probeerden me te vermoorden. Ze stopten gif in mijn vlees. Mijn moeder wist dat en waarschuwde me net op tijd mijn eten niet aan te raken. Ze drukte me op het hart de stad te verlaten.”
„Om 4 uur ’s morgens, toen de anderen naar de moskee gingen om te bidden, ben ik gevlucht”, vervolgt de 35-jarige Burkinees. Hij reisde naar Bobo Dioulasso, de tweede stad van het land. Drie weken hield hij zich schuil. Zijn familie stuurde echter een oom om hem te zoeken en terug te brengen. Daarop nam Guingané opnieuw de benen, terug naar Ouagadougou, waar hij zijn toevlucht bij zijn oma zocht.
„Ik had altijd een streepje voor bij mijn grootmoeder”, aldus Guingané. „Zij had als oudste familielid veel gezag in de familie, dus ze was mijn laatste hoop. Mijn oma droeg de anderen op mij voortaan met rust te laten. Vooral de oom die mij naar Bobo Dioulasso was gevolgd, was zeer onwillig om dat grootmoederlijk bevel op te volgen. Ze ging speciaal met hem praten en uiteindelijk legde hij zich bij haar uitspraak neer. Maar tot op de dag van vandaag kom ik nog steeds niet bij hem thuis.”
Met de rest van de familie staat Guingané, die inmiddels voorganger is geworden in een van de christelijke gemeenten in de hoofdstad Ouagadougou, nu weer op redelijk goede voet. „Ik kan gewoon bij hen op bezoek gaan. Ik ben niet langer openlijk hun vijand. Maar helemaal goed zal het nooit meer worden. Ik kan niet in hun bijzijn bidden of over het christelijk geloof spreken. Als je je tot het christendom bekeert, ben je voor een moslim niet meer dan een dode hond.”
Zoals in de meeste Afrikaanse landen spelen familieverbanden een zeer belangrijke rol in Burkina Faso. Zelfs nu zijn verwanten heeft geprobeerd hem te doden, blijft Guingané hen steunen. „Mijn familie is heel belangrijk voor me. Zonder familie kun je in Afrika eigenlijk niet overleven. We delen alles met elkaar. Ik houd van hen. Ik onderhoud hen, zo veel als in mijn vermogen ligt. Daarom doet het mij zo veel verdriet dat ze mij niet accepteren. Ik bid dag en nacht dat ook zij christen mogen worden, dat God hun laat zien dat ze op de verkeerde weg zijn.”
Behalve als voorganger werkt Adama Guingané ook voor de christelijke hulporganisatie Credo, de lokale partner van Woord en Daad in Burkina Faso. Veel van de mensen die Credo ondersteunt, zijn islamiet. Heeft hij daar moeite mee? „Juist naar de moslims toe is het onze plicht het bijbelse gebod van naastenliefde in de praktijk te brengen. Wij moeten proberen iets van de liefde van Christus uit te stralen. De islam is maar een samenraapsel van regeltjes. Wij dienen te laten zien dat het christendom veel meer is en een veel rijkere inhoud heeft. We moeten hen tot jaloersheid verwekken.”