Johan Maurits: dik verdiend aan de slavenhandel
Het bewijs is geleverd: Johan Maurits, gouverneur van Nederlands-Brazilië, verrijkte zich met slavenhandel. Moet het Mauritshuis dat hij in Den Haag bouwde, daarom een andere naam krijgen? Júíst niet, zegt de directeur.
Rond de achterneef van de stadhouders Maurits en Frederik Hendrik ontstond al meermalen rumoer. Lange tijd werd Johan Maurits van Nassau-Siegen (1604-1679) gezien als een verlicht en tolerant bestuurder die een bekwaam veldheer was, de kolonie in Zuid-Amerika tot bloei bracht en er kunst en wetenschap bevorderde. Later kwam er ook aandacht voor zijn rol in het slavernijsysteem dat de lucratieve suikermolens draaiend hield. Die rol werd echter vaak ook gerelativeerd. Wie het een te veel belichtte, kreeg van de andere partij onder uit de zak.
Het Mauritshuis zoekt naar evenwicht, paste –na kritiek– teksten aan en richtte exposities in waarmee het een genuanceerd beeld wilde geven. Het startte vorig jaar een groot onderzoek. Daarvan kwamen donderdag de eerste resultaten naar buiten. Tegelijk werd een expositie geopend waarin Johan Maurits’ rol in de transatlantische slavenhandel wordt belicht.
Brandmerk
Tijdens het bewind van Van Nassau-Siegen werden 24.000 mensen uit Afrika de Atlantische Oceaan overgebracht om in Brazilië slavenarbeid te gaan doen. Heeft de –in Brazilië als held vereerde– gouverneur geld verdiend aan die handel in onvrijwillig werkvolk? Daar was geen bewijs voor. Nu wel; er zijn verschillende documenten van gevonden.
Johan Maurits smokkelde slaafgemaakte Afrikanen Brazilië binnen en verkocht ze door. Hij kocht vaker een partij slaven op die hij vervolgens weer van de hand deed. Ook een ‘gift’ van de koning van Kongo –200 slaven cadeau– verhandelde Johan Maurits ten bate van zijn eigen portemonnee, en dat leverde hem wellicht meer dan drie jaarsalarissen op.
Zijn eigen hofhouding bestond in meerderheid uit slaven. Op een tekening van een Afrikaanse vrouw blijkt op haar linkerborst het brandmerk van de roemruchte gouverneur te herkennen. Tot de geschenken die Johan Maurits met Afrikaanse heersers uitwisselde, behoorde een zilveren schaal, die later als doopvont in een gereformeerde kerk in het Duitse Siegen terechtkwam.
Het hele verhaal
Dr. Erik Odegard, die het onderzoek ”Revisiting Dutch Brazil and Johan Maurits” leidt, presenteert de vondsten en relativeert ze tegelijkertijd. Het was allang bekend dat hoge bestuurders overzee zich clandestien met particuliere handeltjes bezighielden, zegt hij. En dat het verhandelen van mensen een middel was om de sociale hiërarchie te bevestigen, wisten we ook. „Dus ons onderzoek biedt geen verrassingen. Het laat wel zien dat we lange tijd met een beperkte visie naar Johan Maurits en naar die periode hebben gekeken.”
Niet verrassend, wél belangrijk, noemt hij de vondsten van zichzelf en zijn Braziliaanse medeonderzoekster. „We begrijpen die periode alleen als we het hele verhaal kennen. Dat de West-Indische Compagnie Johan Maurits ontsloeg, is beter te begrijpen nu we weten dat hij de regels op grote schaal overtrad en zichzelf verrijkte.”
Zweep
Tuimelt de man hiermee van zijn voetstuk? „Zijn goede daden worden er niet minder van”, zegt Martine Gosselink, de in april aangetreden directeur van het Mauritshuis. Dat de gouverneur nu negatiever in het nieuws komt, vindt ze niet erg. „Het stimuleert de discussie en maakt zijn biografie completer.”
Over het naar hem vernoemde kunstmuseum, pal naast het Binnenhof, schreef de Surinaamse verzetsstrijder Anton de Kom: „Misschien hebt gij, blanke lezer, op school geleerd hoe het Mauritshuis in Den Haag met de kostbaarste Braziliaanse houtsoorten is betimmerd. Wanneer gij dan vol bewondering voor die betimmering stilstaat, verzoeken wij u te bedenken hoe het onze moeders waren, die met deze zware last op hun hoofden dag in dag uit sjouwden over heuvelachtige terreinen, door poelen en moerassen, altijd bedreigd door de zweep die uw voorouders hanteerden.”
Gosselink wijst erop dat veel predikanten en anderen zich tegen die slavernij verzetten, dat anderen het verhandelen van zwarte mensen goedpraatten en dat de slavernij na de afschaffing in 1863 in „een collectieve doofpot” verdween totdat er nadrukkelijk aandacht voor werd gevraagd. Het bestuderen van die tijd is vooral leerzaam, zegt de museumdirecteur. „Het laat zien hoe gemakkelijk het is over te gaan tot een bepaald systeem. Het laat ook zien dat ons nationale verleden niet alleen pieken kent. Kijk naar álle verhalen; de verhalen waar we trots op zijn, worden er alleen maar mooier van.”
Naam blijft
Het Mauritshuis krijgt regelmatig de vraag of het zijn naam gaat aanpassen nu Johan Maurits’ blazoen bezoedeld raakt. „Dat gaan we niet doen”, zegt de directeur resoluut. „Hij was nu eenmaal de eigenaar en naamgever van het Mauritshuis. Het Mauritshuis wordt alleen maar krachtiger, de kunst alleen maar interessanter als we het verleden ervan onder ogen zien.”
Dat gebeurt in het onderzoek waarmee Odegard en vier andere wetenschappers de komende jaren verdergaan. Het gebeurt in een serie onlinedebatten over slavernij die het museum organiseert. Het gebeurt ook in de nieuwe vaste presentatie in een van de zalen. Er staat een terracottabeeld van Johan Maurits en er hangen tien schilderijen. Die geven géén representatief beeld van Brazilië, want er is vaak geen slaaf op te zien. Zij zijn vermeld op het tekstbordje ernaast. Op prenten van Maria Stuart en anderen staan wel zwarte jongetjes, niet alleen als knecht, maar ook als contrastfiguur om de hagelwitte huid van de hoofdpersoon te accentueren. Allemaal heel gewoon, toen.