Kerk & religie

Jean Crespin, auteur én uitgever van het Franse martelarenboek

Jean Crespin maakte in de zestiende eeuw een opmerkelijke carrièreswitch: van advocaat werd hij uitgever (en auteur van een beroemd boek). Hij dacht op die manier de maatschappij en de kerk meer van dienst te kunnen zijn. Alle edele motieven ten spijt ging het in het boekenvak ook vaak gewoon over: Hoe kunnen we geld maken?

Esther Karels-Boonzaaijer
21 September 2020 11:00Gewijzigd op 16 November 2020 20:25
Museum Plantin Moretus in Antwerpen. beeld museumplantinmoretus.be
Museum Plantin Moretus in Antwerpen. beeld museumplantinmoretus.be

In november 1541 staat de net afgestudeerde jurist Jean Crespin op het Place Maubert in Parijs. Een grote menigte is daar op de been, roepend en schreeuwend. Sommigen zijn boos, anderen aangedaan, weer anderen alleen maar uit op sensatie. Onder hen bevinden zich ook enkelen die „een ontluikend gevoel van de waarheid in zich omdragen”, zoals Crespin het twintig jaar later opschrijft in zijn Martelarenboek.

Alle ogen zijn gericht op een jongeman, Claude le Painctre, die straks op de brandstapel zal sterven. Hij kan geen woord meer uitbrengen, want zijn tong is afgesneden. Af en toe opent hij zijn mond om het bloed uit te spugen. „Het was wonderbaarlijk om zijn lichaamshouding en standvastigheid te zien. Met een blij gemoed verdroeg hij alle laster en smaad”, schrijft Crespin.

De brandstapels zijn bedoeld als een afschrikwekkende waarschuwing. Het effect is voor velen juist tegenovergesteld. De wrede praktijken versterken de afkeer van Rome en voeden de nieuwsgierigheid naar de nieuwe leer.

Onder de toeschouwers bevindt zich ook de Spaanse humanist Jaime de Enzinas, die in een brief aan Cassander zijn afschuw zal uiten over de terechtstelling. Er is nog een brief bekend waarin over Le Painctre wordt verteld: die van Eustache Knobbelsdorf. Tussen deze drie afzonderlijke getuigenissen is opmerkelijk veel overeenstemming. Ze vormen een van de voorbeelden waaruit blijkt dat de martelarenboeken geen half verzonnen hagiografische vertelsels zijn, zoals critici ons willen doen geloven.

Twijfel

Jean Crespin, later vooral bekend geworden als auteur van het Franse martelarenboek, werd 500 jaar geleden geboren in Arras. De stad ligt nu in Noord-Frankrijk. Destijds viel Arras onder het graafschap Vlaanderen en heette toen Atrecht.

De familie Crespin behoort tot de gegoede burgerij en is actief in de handel en het bankwezen. Het zakelijke instinct dat Jean later aan de dag zal leggen als uitgever heeft hij dus van geen vreemde. Vader Charles is advocaat en stuurt zijn zoon naar de Leuvense universiteit om rechten te gaan studeren.

Hoewel de universiteit uitgesproken rooms-katholiek is, zijn in de stad evangelische groepen actief. Het is opvallend hoe internationaal het publiek is: Nederlanders en Fransen, maar ook de Poolse Johannes à Lasco en de Spaanse broers Enzinas lopen er rond. Tijdens zijn studententijd, in de contacten met deze humanistische geleerden, die al helemaal georiënteerd zijn op Luther, Melanchton en Bucer, ontkiemen ook in Crespins hart de zaden van twijfel. Is de leer van de kerk: de transsubstantiatie, de heiligenverering, wel gegrond op het Woord van God?

Breuk

Na zijn studie in Leuven vestigt de jonge jurist zich in zijn geboortestad. Hij wil zich nog niet afscheiden van de moederkerk en laat zijn huwelijk met Madeleine Le Cambier in de kerk voltrekken. Een jaar later worden in Arras enkele juristen gearresteerd die worden beschouwd als prominente figuren in de ketterse beweging. Crespin is een van hen. Het vonnis luidt: verbanning en confiscatie van geld en goederen. Hij vlucht halsoverkop en moet zijn zwangere vrouw in de steek laten. De breuk met de Rooms-Katholieke kerk is nu een feit. De keus wordt als het ware voor hem gemaakt en hij zal daar ook standvastig bij blijven.

Crespin komt, hoe kan het ook anders, in Genève terecht. Het is liefde op het eerste gezicht en net als zo veel vluchtelingen wil hij graag in deze stad gaan wonen. Wat maakte Genève nu zo aantrekkelijk? De stad ligt natuurlijk prachtig neergevlijd tussen de bergen aan het Lac de Léman, maar dat lijkt van ondergeschikt belang. Meer dan in het natuurlijk milieu voelt Crespin zich als een vis in het water in het sociale en godsdienstige milieu. Allereerst is er de figuur van Calvijn die grote indruk op hem maakt. Daarnaast zijn er veel gelijkgestemden in de stad: ontwikkelde mensen tussen de 20 en 40 jaar uit de burgerij of lage adel. Ze hebben dezelfde achtergrond en interesses en zijn gedreven om na alle ondervonden ellende een nieuw bestaan op te bouwen.

Uitgeverij-drukkerij

Ruim drie jaar leidt Crespin een zwervend bestaan. Dankzij aanbevelingsbrieven van Calvijn lukt het hem om her en der in Europa een solide netwerk op te bouwen. In Parijs ontmoet hij bijvoorbeeld Beza, die een intieme vriend wordt. De vrienden broeden samen op het plan om in Genève een uitgeverij-drukkerij te beginnen. Zoals Crespin het later verwoordt, geeft hij „zijn ambities om carrière te maken in de rechterlijke macht op voor een carrière in de boekdrukkunst die zoveel nuttiger is voor de maatschappij en kerk.” Hij ontmoet andere uitgevers, hij heeft hun expertise hard nodig, want het drukken van boeken is een heel specialistisch vak. Om een indruk te krijgen van hoe dat er in die tijd aan toe ging, is een bezoek aan het museum Plantin Moretus in Antwerpen een aanrader.

Crespin vestigt zich in 1548 met zijn gezin aan de Rue de Rive in Genève en geeft twee jaar later zijn eerste boek uit, een werkje van Beza. Het boekenvak is in die tijd een enorme groeimarkt. Het is ook een markt die streng gereguleerd wordt. Voor iedere uitgave is toestemming nodig van de Raad van Genève. De Raad zet een rem op de explosieve groei aan drukkerijen. Een document uit 1563 bepaalt een maximum van 34 drukpersen verdeeld over 22 bedrijfjes. Crespin behoort met zijn vier drukpersen tot de grote spelers. Met zo veel uitgeverijen op een kluitje is het te begrijpen dat de concurrentie pittig is en dat er regelmatig conflicten zijn. De uitgevers houden elkaar nauwlettend in de gaten, azen op de goedlopende uitgaven, maken elkaar publiekelijk verwijten of doen hun beklag bij de Raad.

Eens draait Crespin zelfs drie dagen de gevangenis in. Wat is er gebeurd? In 1560 zal hij een door Calvijn geheel herziene herdruk van het Commentaar bij de Handelingen uitgeven. Hij draagt de nieuwe uitgave op aan de Litouwse prins Radziwill. Wat blijkt echter? Crespin heeft alleen de eerste helft herdrukt en voor de tweede helft de oude uitgave uit 1554, die hij niet verkocht had, gebruikt. Het komt hem op een boete en gevangenisstraf te staan. De boete wordt gehalveerd, vanwege „de vele moeite die de uitgever zich getroost om de eer van God te bevorderen.”

De Geneefse drukker is op zijn beurt ook slachtoffer van kwalijke praktijken. Bijvoorbeeld van clandestiene drukkers die onder zijn naam en beeldmerk boeken uitgeven. Alle fraaie voorwoorden ten spijt zijn belanghebbenden op de religieuze boekenmarkt ook vaak heel menselijk uit op geldelijk gewin.

Pest

Crespin bezoekt jaarlijks de boekenbeurs in Frankfurt en vervult op zijn reizen belangrijke missies. Hij heeft veel contacten en geniet het vertrouwen van leidinggevende personen in de Reformatiebeweging.

Zijn einde komt in 1572. Beza schrijft erover in een brief aan Coras. Hij vertelt dat de pest alweer zes jaar rondwaart en steeds opnieuw opduikt (Crespins vrouw, dochter en diverse kleinkinderen overlijden eraan). Nu heeft de ziekte ook Crespin weggenomen „een geleerde en vrome man aan wie ik me door een oude vriendschap zeer verbonden voelde.”

Geestelijke en geldelijke waarde

Hoe kun je je als uitgever onderscheiden van je concurrenten? Een vraag die ook voor uitgevers in de zestiende eeuw heel relevant was. Als je naar het fonds van Crespin kijkt, zie je daar een duidelijke lijn in. Hij begint voorzichtig met kleine uitgaven, met boeken van Beza en Calvijn die toch wel lopen. Daarna komt er meer diversiteit en durf: het Nieuwe Testament in het Grieks, een vertaling van Augustinus, klassieke werken zoals de Odyssee. De uitgever speelt blijkbaar in op de veranderende behoeften van het lezerspubliek. Centraal in zijn fonds staat het Martelarenboek dat hij zelf samenstelde. Keer op keer wordt het verbeterd, aangevuld en onder de drukpersen gelegd. Voor hem als uitgever is het boek een melkkoetje.

Het idee om de getuigenissen van martelaren te verzamelen, bedacht de Geneefse uitgever niet toen hij als jongeman bij de brandstapel van Claude le Painctre stond. Dat kwam pas veel later, toen hij de correspondentie onder ogen kreeg van de vijf Franse studenten die in 1553 in Lyon de marteldood stierven. Zij hadden net hun theologiestudie in Lausanne afgerond. Onderweg naar huis werden zij gearresteerd en hebben een jaar lang vastgezeten. Het is ontroerend om te lezen hoe zij onder het oog van vele getuigen naar de brandstapel werden gebracht.

Crespin besefte dat hij met de brieven en verslagen ‘goud’ in handen had – zowel figuurlijk als letterlijk. In zijn leven loopt dat steeds merkwaardig door elkaar heen: oog voor de geestelijke waarde en een neus voor de geldelijke waarde van boeken.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer