Overstap naar zorg: loon telt
Stel, je bent 36 jaar en je hart gaat sneller kloppen als je denkt aan een baan in de zorg. Met bewondering zie je hoe artsen en verpleegkundigen zich het vuur uit de sloffen lopen voor coronapatiënten. Je aarzelt nog om je huidige kantoorbaan op te zeggen: moet ik veel salaris inleveren en hoe zit het met de opleiding?
Mensen uit andere arbeidssectoren warm krijgen voor een baan in de zorg: daar hopen zorgsector en overheid op. Gelikte wervingscampagnes brengen verhalen van enthousiaste zorgverleners die vertellen hoe mooi ze het vinden om voor hun medemens te zorgen.
Niet alleen schoolverlaters en oud-zorgverleners, ook zijinstromers zijn maar al te welkom in de zorg. In 2027 zijn er namelijk 110.000 mbo-verpleegkundigen nodig: het dubbele van het aantal mbo-v’ers dat in 2017 een baan had. Nog daargelaten dat er ook meer verzorgenden en specialisten moeten bijkomen. Het chronisch personeelstekort in de gezondheidssector roept telkens weer de vraag op hoe aantrekkelijk een overstap is.
Door de uitbraak van het Covid-19-virus heeft de zorg zichzelf flink bewezen. Daar kan geen campagne tegen op. Van telefonerende triagistes tot verpleegkundigen in maanmannetjespakken: de beelden en verhalen van zorgverleners die alle zeilen bijzetten om mensen te helpen, leverden veel bewondering en sympathie op. Artsen en verpleegkundigen zijn uitgeroepen tot ”zorghelden”. Het kabinet heeft hun een bonus van 1000 euro toegezegd, al valt onder de huidige regeling een derde van het zorgpersoneel buiten de boot.
De spreekwoordelijke Florence Nightingales van de 21e eeuw reageren sceptisch en zakelijk. „Applaus is mooi, maar ook na de crisis moet deze waardering blijven. We willen een passend salaris dat recht doet aan de werkzaamheden, de werkdruk en de fysieke en mentale belasting van het werk”, zo maakte NU’91, een bond voor verpleegkundigen en verzorgenden, duidelijk. Uit protest zetten duizenden zorgmedewerkers vorige week hun afgetrapte gympen en klompen op het Malieveld in Den Haag: stille symbolen van ijver én vermoeidheid.
Het is niet de eerste keer dat de zorg aan de bel trekt, en het zal ook de laatste keer niet zijn. De vraag naar zorg blijft toenemen, onder meer door vergrijzing van de bevolking en een stijging van het aantal chronisch zieken. Daarnaast zijn er werknemers die de zorg vaarwel zeggen, al dan niet uit teleurstelling.
In ieder geval zien de baankansen er voor zijinstromers de komende jaren gunstig uit. Werkgevers in de wijkverpleging en verpleeghuiszorg willen het aantal jaarcontracten flink terugdringen en bieden sinds januari 2020 uitzicht op een vast contract direct na het behalen van het diploma. In diverse vacatures wordt baangarantie toegezegd.
Dan de salarissen: die cijfers zijn niet makkelijk te vergelijken. Huisartsenpraktijken, ziekenhuizen, wijkverpleging laten een breed scala zien aan soorten werk. Hoe zwaar een functie is, ervaart iedereen weer anders. Ook kwaliteiten van mensen zijn moeilijk over één kam te scheren. Een vergelijking van lonen maken tussen bedrijfssectoren is al even lastig; bijvoorbeeld omdat in de zorg een voltijds werkweek 36 uur is en in andere sectoren 38 of 40 uur. Maar loonafspraken tussen werkgevers in cao’s geven wat houvast. Daarin is vastgelegd wat medewerkers minimaal moeten krijgen.
Wie een loopbaan opbouwt in de zorg, kan rekenen op een aardig maandinkomen. Werk je tien jaar als verpleegkundige in het ziekenhuis, dan verdien je minimaal 3000 euro bruto per maand bij een fulltime dienstverband. Heb je vijf doordeweekse nachtdiensten gehad in een maand, dan komt daar zo 500 euro bij.
Als een mbo- of een hbo-verpleegkundige eenmaal in het bezit is van de juiste papieren, is de groei van het salaris nagenoeg gelijk aan die van bijvoorbeeld politieagenten. De loongroei binnen de zorg ligt de afgelopen tien jaar zelfs hoger dan de cao-lonen op de totale arbeidsmarkt (zie ”Loon naar werken? Verhit debat over de rol van de politiek”). Een resultaat van jarenlang stevig onderhandelen.
Privéleven
De toeslag voor het werken op onregelmatige tijden kan best aantikken, maar de bedragen zijn begrensd en de inspanningen trekken veelal een wissel op het privéleven.
Zo ook bij de 32-jarige Arnan Veldhuizen, die opgeleid wordt tot verpleegkundig specialist in de ouderenzorg en daarvoor in het ziekenhuis werkte. „De meesten kiezen het vak niet vanwege het salaris”, zegt hij. „Zelf ben ik tevreden over wat ik verdien en wat ik eerder verdiende. Als ik destijds, toen nog hbo-verpleegkundige, mijn inkomen vergeleek met mede-hbo’ers die in het lager onderwijs of in de accountancy gingen werken, zat ik met 2000 euro bruto inderdaad aan de lage kant. Dat was voordat ik mij ging specialiseren. De onregelmatigheidstoeslag maakt het leuk. Daardoor is het nog te doen voor een kostwinner met een gezin. Tegelijk lever je daardoor wel je avonden en nachten in en vraagt het wat van je gezondheid.”
De discussie over salarissen voor de zorg volgt Veldhuizen uiteraard. Met de kreet ”zorghelden” heeft hij echter weinig op, zegt hij nuchter. „Militairen doen ook gevaarlijk en buitenproportioneel werk, maar daar kies je voor. Met mijn baan heb ik er ook voor gekozen om er in noodsituaties te zijn.”
Maar voordat carrièreswitchers zo ervaren zijn als Arnan Veldhuizen, hebben ze eerst wat huiswerk te doen: de juiste papieren krijgen om te mogen prikken en spuiten. Wie zijn zorgopleiding combineert met werken, heeft nog geen recht op een volwaardig salaris. Een uitgangspunt wat overigens in andere beroepssectoren meestal ook eerlijk wordt geacht. Een leerling is nog niet volledig inzetbaar en heeft begeleiding nodig.
Voor zijinstromers met een serieus arbeidsverleden was te moeten terugstappen naar een leerlingsalaris in het verleden wel even slikken. Ook de dertiger en veertiger konden het doen met een inkomen van hooguit het minimumloon, al betalen zorginstellingen vaak de kosten voor de opleiding. „Zijinstromers moesten vaak een flinke stap terug doen in salaris”, zegt Joost Veldt, cao-onderhandelaar bij CNV Zorg en welzijn. „Ze komen vaak vanuit een andere functie die beter wordt betaald dan de leerlingfuncties.”
Sinds een jaar of vier worden financiële drempels voor overstappers verlaagd. In het laatste cao-akkoord voor ziekenhuizen, daterend van december 2019, is afgesproken dat ziekenhuizen aan zijinstromers een ruimer salaris kunnen toekennen om een verschil tussen het oude inkomen en het leerlingenloon te compenseren. „Dat is een vergelijkbare afspraak als die voor de geestelijke gezondheidszorg is gemaakt. Het was een wens van werkgevers die tegen tekorten aanliepen en mensen van buiten de zorg wilden aantrekken”, aldus Veldt. „Veelal sluiten de ziekenhuizen aan op het beloningsbeleid voor werknemers die een vervolgopleiding in de zorg volgen.” Uitgangspunt voor die leerling-werknemer is dat de medewerker er niet in inkomen op achteruit gaat.
De universitair medische centra vallen daar overigens buiten; zij hebben (nog) geen aparte bepaling in de cao over zijinstromers.
Met de verruiming bij ziekenhuizen lijkt het inzicht doorgedrongen dat de switch naar de zorg aantrekkelijk gemaakt moet worden, omdat het anders bij een enkeling blijft die het financiële offer kan en wil opbrengen. Het risico op tekorten is te hoog om gemotiveerde mensen te laten lopen.
Dat zorginstellingen veel uit de kast willen halen om drempels voor zijinstromers weg te nemen, ziet ook Jan Schreuders, coördinator arbeidsvoorwaardenbeleid bij de RMU. Hoe vaak geïnteresseerden in het verleden zijn afgehaakt op het leerlingsalaris, kan hij niet zeggen. „Voor sollicitanten met meerdere jaren werkervaring in een andere sector is het salaris vaak wel een onderwerp van gesprek. In gevallen dat het inkomen een struikelblok blijkt te zijn, proberen zorginstellingen nogal eens met passende maatwerkafspraken te komen of concessies te doen.”
Ook in de sector van verpleeg- en verzorgingshuis en thuiszorg is er vandaag de dag ruimte om een overstapper een extraatje boven op het standaardloon voor leerlingen te geven. Wie nog niet zeker is van de switch, kan het eerst eens proberen in een oriëntatiebaan: drie maanden meelopen tegen een nette vergoeding van 1800 euro (bruto) per maand. Deze variant bestaat sinds 2018 en moet de instroom van nieuwelingen, onder wie zijinstromers, stimuleren.
Tegelijk zijn niet alle knelpunten in de zorg met hogere salarissen op te lossen, luidt een veelgehoord mantra van de zorgsector. Om omscholing voor zijinstromers makkelijk te maken, valt er nog het nodige te verbeteren. „Voor veel zijinstromers is de duur van het opleidingsprogramma een belemmering om de daadwerkelijke overstap te maken”, zegt Schreuders van de RMU. „De meeste opleidingstrajecten duren drie tot vier jaar, wat in combinatie met werk en privé erg pittig is.”
Overigens werken veel opleidingscentra en instellingen tegenwoordig veel samen om onderwijs aanlokkelijk te maken. Zo is de leerperiode verkort en zijn er meer leer-werkplekken gekomen.
Sinds 2019 is het aantal zorgstudenten dan ook flink omhooggegaan. Alleen al bij het ROC Midden-Nederland stond een jaar geleden het aantal aanmeldingen (jongeren en zijinstromers samen) op 150: 50 meer dan het leerjaar daarvoor. Dat kan te maken hebben met de opzet van de mbo-v-opleiding –minder schools en meer praktijkgericht–, maar ook met de start van de zorgopleidingen. Het roc breidde het aantal startmomenten uit van één naar vier per jaar.
Dan zijn er nog werkdruk en regeldruk die zorgverleners dwarszitten. Administratieve rompslomp blijkt bijvoorbeeld nog steeds een hardnekkig probleem, ondanks pogingen om die terug te dringen. Gewoontegedrag of allerlei zekerheden inbouwen lijken de oorzaak.
Werkrooster
Verder verlaten mensen de zorg omdat ze weinig zeggenschap hebben over hun werkrooster, zegt Veldt. „Het onregelmatig werken valt ze soms na een paar jaar best tegen. Ook worden mensen extra ingezet. Dat doet een beroep op je privéleven.”
Bij waardering hoort ook inspraak in beleid – en daar schort het nog te veel aan. Verpleegkundigen en ook verzorgenden willen vaker betrokken worden bij bijvoorbeeld het verbeteren van zorg.
Dat de verpleging niet vanzelfsprekend een stem heeft in het geheel, herkent ouderenverpleegkundige Veldhuizen: „Vroeger hadden ziekenhuizen een geneesheer-directeur en een verpleegkundig directeur. De verpleegkundigen waren in de top van het management vertegenwoordigd. Die structuur is veranderd; de medische staf bestaat vooral uit artsen. De verpleegkundige adviesraad mag alleen advies geven.” Langzamerhand komt men daarvan terug, merkt hij. „Hbo’ers nemen meer regie. Nu zie je vaker ook een verpleegkundige staf.”
Om de zorg verder te helpen, is het nodig om dieper te kijken, benadrukt Jan Kloosterman, voorman van de RMU: „Nederland heeft een behoorlijk probleem: de zorg heeft te weinig mensen, zorgmedewerkers haken af én de werkloosheid loopt op. De overheid wil 50 miljoen euro uittrekken voor omscholing na verlies van een baan. Met zulke perspectieven hoeft werkloosheid minder lang te duren. Denk in sociale duurzaamheid, niet alleen in euro’s.”
Baangarantie, een gezond startsalaris én het vakgebied vol in de schijnwerpers: voor wie het hart op de juiste plaats heeft, is 2020 dus een geschikt moment om over te stappen naar de zorg.
Loon naar werken? Verhit debat over de rol van de politiek
In een reeks aan moties eist de oppositie van het kabinet een beter loon voor het zorgpersoneel. Een terechte oproep of een loos gebaar?
Het zorgpersoneel verdient een hoger loon vanwege de geleverde inspanningen tijdens de coronapandemie, vonden SP en PvdA op 4 juni. Een motie die de salarisverhoging zou gaan bewerkstelligen, hadden de twee zo gemaakt: „De Tweede Kamer verzoekt de regering om met een plan te komen voor structurele waardering voor zorgverleners, waarin betere arbeidsvoorwaarden en een beter salaris kunnen worden gerealiseerd.”
Nadat de stemmen tot twee keer toe staakten, kwam de oppositie op 23 juni tijdens de beslissende ronde drie stemmen tekort. Daarbij beleefde vooral Lodewijk Asscher als PvdA-leider en mede-indiener een pijnlijke middag. Hij arriveerde iets te laat in de vergaderzaal, volgens een onverbiddelijke Kamervoorzitter Khadija Arib te laat om nog aan de stemmingen mee te mogen doen. Voor veel zorgwerkers was dat echter bijzaak: hun conclusie was dat de coalitie het blijkbaar bij goedkope schouderklopjes liet.
Vlak voor en tijdens het zomerreces én in de eerste vergaderweek deed de oppositie nieuwe pogingen met alles bij elkaar zes aanvullende moties, maar wederom haalde geen daarvan een meerderheid.
Hoe zit het nu? Zijn de coalitiepartijen inderdaad schijnheilig, of overschreeuwde de oppositie zich?
In het debat over de SP/PvdA-motie van 4 juni betichtten de regeringspartijen deze twee oppositiefracties van stemmingmakerij. Zij zouden het kabinet bevoegdheden toedichten die het niet heeft. Daar zit wat in: het is niet de politiek die eenzijdig kan bepalen hoe hoog de lonen zijn. Daarvoor zijn primair de werkgevers (vormgeving van functie- en salarisschalen en overige arbeidsvoorwaarden) en de sociale partners (vaststellen cao’s) aan zet.
Bovendien, het ministerie van Volksgezondheid staat er garant voor dat de cao-lonen die in de zorg worden betaald marktconform zijn. Als dat tot meerkosten leidt, worden die vanuit de VWS-begroting opgebracht en voor de beeldvorming: dit jaar is daarmee een bedrag van 1,1 miljard euro gemoeid. De genoemde garantstelling gaat al terug tot het tweede kabinet-Kok, dat daarover in 1999 een convenant afsloot met de zorgsector; het zogeheten OVA-convenant. Die overeenkomst zijn de kabinetten-Rutte tot op heden nagekomen, zoals ook onderstaande cijferreeks laat zien. Ten opzichte van 2010 als peiljaar lag de stijging van de cao-lonen in de zorg elk jaar boven die van de cao-lonen op de totale arbeidsmarkt.
Mede door het OVA-convenant ziet het algemene loonplaatje voor de zorg er niet onredelijk uit. Beter dan dat voor de leraren, agenten en de rest van de publieke sector voor wie de afgelopen de nullijn gold.
Evenwel is het te voorzien dat de oppositie, gesteund door de publieke opinie, rond Prinsjesdag en tijdens de behandeling van de zorgbegroting in november opnieuw zal aandringen op een structurele loonsverhoging. Het getouwtrek is dus nog niet voorbij en of de coalitie de strijd kan winnen, is de vraag.
Bij de wens van de oppositie zijn zeker kanttekeningen te plaatsen. Zo zegde het kabinet de zorgwerkers die tijdens de eerste coronagolf in de frontlinie stonden al een bonus van 1000 euro netto toe. Dan zijn er nog de kosten. Aan elke extra procent loonstijging voor alle zorgwerkers hangt een prijskaartje van 560 miljoen euro; geld dat waarschijnlijk via de zorgpremies moet worden opgebracht. Bovendien, veel recent afgesloten cao’s voorzien al in een salarisstijging. Zo gaan de lonen in de ziekenhuizen per 1 januari met 5 procent omhoog.
In de Haagse wandelgangen valt te beluisteren dat het kabinet er desondanks op gebrand is om met ‘iets’ te komen wat wel binnen de perken blijft, maar toch body heeft. Iets in de sfeer van de secundaire arbeidsvoorwaarden bijvoorbeeld, zoals een betere ondersteuning bij de kinderopvang. Een andere optie is om voor bepaalde zorgfuncties gericht in te zetten op hogere startsalarissen. En misschien, heel misschien heeft minister Koolmees (Sociale Zaken) geluk. Hij gaat binnenkort om tafel met bonden en werkgevers om te praten over het derde noodsteunpakket voor de economie en over het hervormen van de arbeidsmarkt. Wellicht kan hij een bescheiden loonsverhoging afspreken, specifiek voor de verpleegkundigen in ziekenhuizen en verpleeghuizen omdat zij het tijdens de eerste coronagolf het zwaarst voor hun kiezen hebben gehad. Wordt vervolgd!