Herkenning vanuit Azerbeidzjan
Het waren asielzoekers uit Azerbeidzjan. Ze kwamen in Leeuwarden zondags luisteren bij de evangelisatiepost van de Gereformeerde Gemeenten. En ze bleven komen. Ten langen leste zeiden ze tegen de evangelist: „Meneer Van de Breevaart, u preekt wel streng, maar wij vallen daar toch voor. Want zo hebben we het thuis ook geleerd.”
„Daar ben je dan innerlijk mee verblijd”, zegt Van de Breevaart, „dat op zo’n moment blijkt dat het werk van de Heilige Geest wereldwijd hetzelfde blijkt. Die asielzoekers beaamden voluit dat de mens in het paradijs van God afgevallen is, dat de mens in zijn vijandschap doodgevallen is, dat er een Zaligmaker nodig is om de kloof te dichten, om een zondaar weer te brengen tot het heil dat er in Christus Jezus is. Ontroerd stemden ze met dat alles in. Het was hartverwarmend.”
Had hij dan zo’n aangename boodschap? Was zijn kerkje in Leeuwarden zo’n aantrekkelijke post? „Waarom zouden we voor de wereld aantrekkelijk moeten zijn? Wat de wereld van ons vindt, dat is wel duidelijk: je wordt nagewezen als iets bijzonders, aangestaard als iemand die niet meer van deze tijd is. Maar dat is allemaal niet van belang. De kerk maakt zich veel te druk over wat de wereld van ons vindt. Daar steken we onze tijd in. We beleggen conferenties, schrijven boeken, ontwerpen methodes over hoe we als kerk moeten staan in deze godloze wereld. We lopen erg het risico dat we van alles gaan organiseren, om toch ook maar aardig gevonden te worden, om toch ook maar voor vol te worden aangezien, om ook mee te tellen. Dat maakt evangelisatiewerk soms zo krampachtig, terwijl we een zeer omlijnde opdracht hebben: Predikt het Evangelie. Dat is alles. En dat is al moeilijk genoeg. De vruchten mogen we overlaten aan het werk van de Heilige Geest. Zo de Heere het huis niet bouwt, tevergeefs waakt de wachter. Dan ben je direct van alle kramp verlost.”
Van de Breevaart (69) neemt op 7 oktober afscheid van Leeuwarden. Bijna zeven jaar heeft hij in de Friese hoofdstad zijn werk gedaan. „Ik heb het als mijn opdracht ervaren om hier te doen wat mijn hand vond om te doen.”
Wat moest hij dan doen in het postchristelijke Leeuwarden? „Het goede doen, barmhartig zijn voor hen die buiten zijn, ons licht laten schijnen in deze duistere wereld, zijn als een zoutend zout, de ander laten voelen uit welke Bron je putten mag, in de hoop dat het tot jaloersheid zou verwekken, uitroepen op de straten van de stad: Bekeert u, bekeert u, want het Koninkrijk is nabij gekomen.”
Evangelisatiewerk wordt met de dag moeilijker, vindt Van de Breevaart. „De kloof tussen het Woord en de moderne mens is nauwelijks nog te overbruggen. De moderne mens weet niet meer wat een afhankelijk leven is, laat zich niet meer vertellen dat er een God in de hemel woont Die alles ziet en weet, weet niets meer over rechtvaardigheid, heeft geen flauwe notie wat heiligheid is, heeft nooit gehoord over een val in Adam, over zonde en schuld, over genade en vergeving, over voldoening door bloed.”
Een voorbeeld. „Vroeger wist iedereen wat een borg was. Wie een huis kocht, had meestal iemand nodig die borg wilde staan, voor het geval dat je zelf niet aan je financiële verplichtingen kon voldoen. Als ik zelf mijn schuld niet kon betalen, dan zou zo’n borg in mijn plaats gaan staan, zou voor mij de schuld betalen. In onze tijd, met eerste hypotheken, tweede hypotheken, doorlopende kredieten en persoonlijke leningen, is het begrip borg uitgestorven. Men weet niet meer wat een borg is. Dat komt omdat men schuld niet meer als schuld ervaart. Daar ligt de moeite van het evangelisatiewerk. Mensen regelen alles zelf, hebben daar geen ander bij nodig, zeker geen Borg die 2000 jaar geleden buiten Jeruzalem aan een kruis werd gehangen.”
Van de Breevaart ziet uit naar zijn afscheid, maar ziet er ook tegenop. „Ik zie ernaar uit, want ik voel dat het tijd is. Ik zie ertegen op, omdat Zijn liefdedienst me nog nooit verdroten heeft. Er waren vele ups en vele downs, maar ik heb mijn weg ondanks alles met blijdschap gereisd. Ook neerslachtigheid was soms winst, dat bracht je in de binnenkamer: „Heere, U heeft me toch Zelf hier gebracht.” Neerslachtigheid is voor je eigen persoonlijk leven niet aangenaam, maar het is nooit alleen maar negatief. Juist daarin lag voor mezelf vaak de winst.”
Bij zijn aantreden in 1997 kreeg de parttime aangestelde Van de Breevaart uit Hendrik-Ido-Ambacht de opdracht mee om in Leeuwarden zo mogelijk te komen tot verzelfstandiging van de evangelisatiepost, tot de instituering van een gemeente, of tot de vorming van een afdeling van de gemeente Kampen. „Achteraf moeten we vaststellen dat die gedachte niet helemaal reëel is geweest”, zegt de evangelist.
Nu er, na een onzekere tijd, gekozen is voor een doorstart van de post, waarbij zelfs een eigen evangelisatiegebouw kon worden aangekocht, toont Van de Breevaart zich toch een tevreden mens. „Ik heb al die tijd niet gelopen om voor de Gereformeerde Gemeenten te werven, maar om onbevangen het Woord te verkondigen. Daar gaat het natuurlijk om.”
Van oorsprong behoort Van de Breevaart tot de oud gereformeerde gemeente van Hendrik-Ido-Ambacht. In 1994 ging hij met zijn gezin over naar de gereformeerde gemeente. „Ik kom uit een ouderwetse gemeente, ben opgegroeid met ouderwetse termen. Het heeft me best veel moeite gekost om me naar een buitenkerkelijke toe verstaanbaar uit te drukken. Ik vind dat een evangelist zijn uiterste best moet doen om begrijpelijke taal te spreken. Dat laat onverlaat dat ik bepaalde termen, zoals rechtvaardigmaking, genade, verzoening, de doodstaat van de mens, onveranderd handhaaf. Ik ken aan het bijbels-schriftuurlijke leven een eigen taal toe. Dat laat zich niet altijd populariseren.”
De boodschap was dat er in de mens geen vermogens meer liggen om iets tot zijn eigen zaligheid toe te brengen, zonder daarbij de menselijke verantwoordelijkheid op een zijspoor te zetten, zegt Van de Breevaart. „Dat leidde er wel eens toe dat sommigen je toespraken te moeilijk vonden. Soms begreep ik wel waar de schoen wrong: Zo’n Evangelie is nu eenmaal niet naar de mens. Toch wel vreemd dat anderen, die nog nooit iets van het Evangelie hadden gehoord, na afloop wel eens zeiden: Meneer, het was me glashelder.”
Van de Breevaart was, voordat hij in 1997 met de vut ging, algemeen bedrijfsleider bij scheepswerf De Merwede. Toen zijn maatschappelijk leven ten einde liep, had hij het gevoel ledig over de aarde te gaan, temeer daar er nog een onvervulde belofte lag. „De Heere had gesproken: Ik heb u gesteld dat ge zoudt heengaan en vruchtdragen, en dat uw vrucht blijve.”
Is de belofte vervuld? Is er vrucht gedragen? „Dat ik bijna zeven jaar heb mogen evangeliseren, was wel een vervulling van die belofte. Maar of de belofte daarmee vervuld is? Dat weet alleen de Heere. En of er vrucht gedragen is? Vruchtdragen is wat anders dan een mooi gebouw aankopen, is wat anders dan iedere zondag twee toespraken houden. Ik moet deze vraag overgeven, dat zal de eeuwigheid verklaren. Ik beschik niet over alle antwoorden.”