Muziek

Orgelmaker Sander Booij houdt van een verfijnde klank

Sander Booij houdt van uitdaging. Op zijn zeventiende was hij al eigen baas. Nu hij twee keer zo oud is, mag hij zich directeur van orgelmakerij Mense Ruiter noemen. „Ik wilde de kans niet voorbij laten gaan om veel in de Groningse orgeltuin bezig te zijn.”

10 September 2020 14:45Gewijzigd op 16 November 2020 20:19
„Dat ik even in de schijnwerpers sta dankzij de overname van orgelmaker Mense Ruiter voelt best ongemakkelijk”, zegt Sander Booij. Ik werk liever op de achtergrond aan de klankvorming van orgels.”  beeld RD, Anton Dommerholt​
„Dat ik even in de schijnwerpers sta dankzij de overname van orgelmaker Mense Ruiter voelt best ongemakkelijk”, zegt Sander Booij. Ik werk liever op de achtergrond aan de klankvorming van orgels.”  beeld RD, Anton Dommerholt​

Hij werkt het liefst op de achtergrond. „Dat ik even in de schijnwerpers sta dankzij de overname van Mense Ruiter voelt best ongemakkelijk. Laat mij maar lekker met pijpen bezig zijn in een orgel”, zegt Booij (34). Hij verhelpt de trage aanspraak van een Dulciaanpijp uit het Flentroporgel in de Zeister Sionskerk, de plek waar het gesprek plaatsvindt. Samen met orgelmaker Martin Butter werkte Booij de afgelopen tijd aan de herintonatie van dit instrument uit 1978.

Het verzoek om het stokje van directeur Dolf Tamminga, zijn voorganger bij Mense Ruiter, over te nemen, verraste Booij volledig. „Ik dacht dat hij mij over de intonatie van een orgel wilde spreken. Eerlijk gezegd droomde ik vroeger veel van een eigen orgelbouwbedrijf.”

De liefde voor muziek en orgels zit in uw genen?

„Ik speel orgel vanaf het moment dat ik kan lopen. Thuis stond een Philicorda, waarop mijn broer les kreeg. Zodra zijn leraar weg was, speelde ik op dit orgeltje de les uit mijn hoofd na. Als gezin gingen we regelmatig op Kerkepad, een tocht langs oude kerken die de NRCV vroeger organiseerde. Ik was te verlegen om te vragen of ik op de orgels mocht spelen, want ik wilde mijzelf niet opdringen. Dus deed mijn moeder dat maar voor me. Mijn vader luisterde op zondag onder andere naar Bachcantates en nam mij mee naar orgelconcerten. Naar het duo Martin Mans en Martin Zonnenberg, Piet Wiersma, Herman van Vliet en Bram Beekman. In de kerk hoorde ik ook orgelmuziek. Eerst in de Dorpskerk in Woudenberg en later in de christelijke gereformeerde kerk in Driebergen. Op mijn veertiende werd ik zelf organist in laatstgenoemde kerk.”

Toen werd het tijd voor orgelles?

„Ik kreeg vanaf mijn zevende orgelles van mijn opa, die kerkorganist was. Hij was best streng en een groot bewonderaar van Klaas Jan Mulder, terwijl ik toen al meer van oude muziek hield. Nog altijd speel ik graag Sweelinck, Weckmann, Böhm en Scheidemann. Pas later leerde ik de romantische en 20e-eeuwse componisten als Franck, Vierne, Messiaen, Stanford en Howells waarderen. Studeren was nooit mijn hobby, ik improviseerde liever. Achteraf ben ik blij dat ik niet gestopt ben met orgelles. Met name van Wout van Andel heb ik veel geleerd. Ik deed tijdens het spelen nog wel eens ondoordachte dingen. Hij gaat daarentegen doordacht te werk. Van hem leerde ik hoe belangrijk een precieze techniek is.”

Wat beweegt een puber om voor het orgelmakersvak te kiezen?

„In de derde klas van het Van Lodenstein College in Hoevelaken liep ik stage bij Klop Orgels en Klavecimbels in Garderen. Toen wist ik het zeker: dit is wat ik ga doen. Vooral het bezig zijn met de orgelklank is fascinerend. Later ben ik mij meer gaan verdiepen in de technische aspecten van de orgelbouw, al blijft klankgeving mijn specialiteit.”

Wat vonden uw ouders ervan?

Lachend: „Iedereen raadde me af om in de orgelbouw te gaan en adviseerde mij eerst een vak te leren. Maar ik zette door en heb daar nooit spijt van gehad.”

U ging al jong aan de slag.

„Op mijn zestiende, toen ik een meubelmakersopleiding in Amsterdam volgde, kon ik bij Hendriksen & Reitsma Orgelbouw aan de slag als leerling-intonateur.”

Waar u binnen een jaar vertrok en voor uzelf begon. Boterde het niet?

„Op die leeftijd was ik behoorlijk eigenwijs en had ik eigen ideeën over klank en orgelbouw. Het was wel een leerzame periode. Na mijn vertrek besloot ik voor mijzelf te beginnen. Achteraf gezien veel te jong. Ik snapte nog weinig van bedrijfsvoering en wat wist ik van orgels af? Zo herintoneerde ik destijds een gaaf neobarokorgel van Van Leeuwen, dat nog origineel was qua klankgeving, en wijzigde de dispositie. Het klinkt nu niet onaardig, maar ik zou dit vandaag de dag niet meer zo doen. Hoewel ik onvoldoende kennis over klankvorming bezat, lukte het mij toen vaak wel de klank te realiseren die mij voor ogen stond.”

Het freelancen bij Steendam en het werken bij Adema was zinvol?

„Ik heb daar inderdaad veel geleerd. In de negen jaar dat ik met Sicco Steendam optrok, zat ik meestal achter de klavieren om te beoordelen wat er aan een pijp moest gebeuren. Sicco deed het intonatiewerk in het orgel. Vanuit de behoefte mij ook in Frans-romantische orgels en in de Duitse romantiek te verdiepen, kwam ik bij Adema terecht.”

Tegenwoordig werkt u samen met Martin Butter. Is het fijn om een klankbord te hebben?

„Martin is een betere houtbewerker dan ik en heeft veel gedetailleerde kennis van historische orgels door zijn ruime restauratie-ervaring. Ik zet op mijn beurt de lijnen voor de intonatie uit, maar ben blij met de kritische oren van Martin. Met mijn vrienden Sietze de Vries en Pim Schipper deel ik de passie voor het improviseren en voor klankvorming. We kunnen daar eindeloos over bomen.”

Welk klankideaal staat u voor?

„Een levendige orgelklank, die niet voor honderd procent is gladgepoetst, al is onregelmatigheid natuurlijk geen doel in zich. Ik vind het niet erg wanneer een pijp net iets meer aanspraak heeft als zijn buurman. Dat vergroot de muzikaliteit. De aanspraak van een pijp is sowieso belangrijk. Bij een hoboïst of violist hoor je ook het begin van een toon.”

Op uw lange werklijst mis ik nieuwbouw. Kriebelt het niet?

„Het is zeker een droom een keer vanaf nul te kunnen beginnen. Om een instrument te bouwen in oude stijl, dat bruikbaar is in de huidige kerkmuziekpraktijk. De mildheid van bijvoorbeeld Freytag en Meere –beiden 18e-eeuwse orgelmakers– spreekt mij bijvoorbeeld aan. Toch zou ik ook graag nog eens verder terug gaan in de tijd. Naar bijvoorbeeld de 16e-eeuwer Hendrik Niehoff, naar orgelpijpen met een hoog loodgehalte, wat zorgt voor een intense klank. Dan kun je met één register een hele kerk vullen. Ik houd van een weldadige breedte in de klank. Helaas staan niet heel veel klanten in de rij voor zo’n orgel in Niehoffstijl.”

Gaat Mense Ruiter een andere koers varen?

„Ik heb geen plannen om bestaande instrumenten drastisch te veranderen. De kans bestaat wel dat eventuele nieuwe orgels ietsje minder ruig en wat verfijnder worden geïntoneerd.”

U gaat verhuizen naar Groningen?

„Een enkele reis naar de werkplaats in Ten Post is 200 kilometer. Op dit moment kijken mijn vrouw Jeannet en ik rustig om ons heen naar een bescheiden tweede woning in Groningen. We kunnen dan in de weekeinden kiezen waar we willen zijn. Doordeweeks zal ik natuurlijk veel in Groningen te vinden zijn, waar ik me ook zeer thuis voel.”

Gaat het thuis nog over andere dingen dan over orgels?

„Ik werk minstens zestig uur per week en speel daarnaast nog kerkdiensten. Het gaat vaak over orgels, maar gelukkig vormen de verhalen van Jeannet over haar werk als doktersassistente in een ziekenhuis een goed tegenwicht.”


Twee dromen

Sander Booij (34) is getrouwd en woont in Wijk bij Duurstede. Als kind wilde hij organist én orgelbouwer worden. Beide dromen kwamen uit. Sinds zijn zeventiende runt hij een eenmansbedrijf. Jarenlang werkte hij daarnaast ook voor andere orgelmakers. Sinds vorig jaar opereert hij volledig zelfstandig vanuit zijn werkplaats in Langbroek. In juni van dit jaar werd hij directeur en eigenaar van Mense Ruiter, een orgelbedrijf met zes werknemers in het Groningse Ten Post.

Wout van Andel was de belangrijkste orgeldocent van Booij. Van 2010 tot 2013 deed Booij hij de opleiding kerkmuziek van de Protestantse Kerk in Nederland. Hij is een van de organisten van de Grote Kerk in Wijk bij Duurstede en vaste gastorganist in de Hooglandse Kerk in Leiden. Hij geeft af en toe concerten en won een eerste en twee tweede prijzen op concoursen van de Stichting Groningen Orgelland (SGO) en in 2013 het Nationaal Orgelconcours Elburg. Hij is jaarlijks betrokken bij de orgelreis van de SGO.

Meer informatie: www.sanderbooij.com

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer