Post Uit Jeruzalem: er leven steeds meer haredim om ons heen
Het aantal ultraorthodoxe inwoners van Jeruzalem groeit in snel tempo. Hun invloed is overal in de stad merkbaar. In winkels, op speelplaatsen en in ons eigen appartementencomplex.
Het gestommel en geroep leek van buiten te komen, vlak voor het raam. En jawel, toen ik de rolluiken opendeed, zag ik een man met een lange baard in een bak zitten. Hij had die van het dak van het flatgebouw naar beneden laten zakken. Eerst dacht ik: de wooncommissie is zo vriendelijk geweest om een glazenwasser in te huren. Maar nee, hij bleek de muren met een soort schoonmaakmiddel te bewerken.
Het viel mij op dat hij haredisch (ultraorthodox) was. Maar eigenlijk is dat niet verwonderlijk. In sommige wijken in Jeruzalem komen steeds meer haredim wonen. Een deel van hen werkt, en deel studeert en nog een ander deel combineert beide.
Dat het gezicht van een aantal Joodse wijken in de stad in rap tempo verandert, is logisch. De streng-religieuze gezinnen hebben gemiddeld meer dan zeven kinderen; de seculiere drie. In de wijk Rehavia bijvoorbeeld –een van de duurste wijken in Jeruzalem– hebben op de speelplaatsen de seculiere moeders en hun kinderen plaatsgemaakt voor de ultraorthodoxe.
De haredim zijn goed vertegenwoordigd in parlement, regering en gemeenteraad. Dat heeft gevolgen voor de stadsplanning. Compleet nieuwe woonwijken worden voor hen uit de grond gestampt. Bij ons in de buurt ook. „Tek, tek, tek”, klinken dagelijks (behalve op de sabbat) de zware drilboormachines die de rotsen te lijf gaan. Daarbij werpen ze stofwolken in de lucht, die de wind onze wijk inblaast.
De invloed is ook in de kledingwinkels te merken. Het assortiment in die zaken is anders geworden. Ook al is het boven de 40 graden –zoals vorige week– bij de mannen gaan de zwarte jassen niet uit en hoeden niet af. Bij de vrouwen reiken de mouwen tot over de ellebogen en de rokken tot over de knie.
Rond ons huis wonen vooral Chabad chassidiem. Dat zijn aanhangers van Menachem Mendel Schneerson (1902-1994), ook bekend als de ”Lubavitcher Rebbe” of ”de Rebbe”. Vele volgelingen dachten dat hij de messias was. Zijn foto komen we tegen op deuren en op de achterruiten van de auto’s, vergezeld van woorden als ”Leve de koning messias.”
Voor ons persoonlijk betekent de verandering dat we ’s nacht geen harde, dreunende muziek meer horen. Wel worden we soms wakker als om een uur of twee ’s nachts haredische gezinnen met hun kleine rondrennende kinderen thuiskomen. Op de sabbatavond –de vrijdagavond dus– klinkt er soms a capella gezang in het trappenhuis. Mannen met bontmutsen en pijpenkrullen brengen een bezoek aan de buren. Aan de tafel wordt gebeden, gegeten en gezongen.
Door het coronaprobleem mag er slechts een beperkt aantal mensen in de tuin van de synagoges in de buurt zitten. Geen probleem. Sinds enkele maanden tovert een groep mannen de parkeerplaats voor ons huis om tot een openluchtsynagoge.
Ze nemen een tafel en stoeltjes mee en plaatsen die tussen de auto’s. Ze zitten keurig twee meter van elkaar en hebben de mondkapjes op. Maar als het gebed na een paar uur is afgelopen, gaan die af om gezellig dicht bij elkaar te staan rondom een tafel met eten en drinken. Het ultraorthodoxe leven is iets wat je samen leidt.