Een herwaardering van onze geschiedenis
In de loop van de geschiedenis kregen sommige mensen een heldenstatus, al bleef die veelal beperkt tot hun eigen land. Maar nieuwe generaties leggen soms heel andere criteria aan dan het voorgeslacht. Dat kan pijnlijke dilemma’s opleveren. En felle discussies.
Van de meeste mensen blijft na drie of vier generaties geen enkele herinnering bestaan. Ook niet bij hun nageslacht. Het is een enkeling wiens naam in de geschiedenis bewaard blijft en die hier en daar met een standbeeld wordt vereerd. Straatnamen worden royaler uitgedeeld. Straatnaambordjes zijn ook goedkoper dan standbeelden. En straten moeten nu eenmaal een naam hebben. Maar welke Amsterdammer weet nog naar wie de Fagelstraat of de Antonie Heinsiusstraat vernoemd is?
Daar komt bij dat de publieke waardering voor mensen in de loop der tijden drastisch kan wijzigen. Veelal in negatieve zin. Dat deed zich voor in landen waar het koningshuis werd verjaagd of een totalitair regime ter zijde werd geschoven. In Oost-Europa zat men na de val van de Muur met een heleboel standbeelden van Lenin en andere communistische grootheden.
In Nederland spitst de discussie zich de laatste tijd toe op het koloniale verleden. Maar eerder al werden demonstratief straatnamen veranderd. De Stalinlaan in Amsterdam werd na de Hongaarse opstand van 1956 hernoemd tot Vrijheidslaan.
Tien jaar eerder waren de drie belangrijkste geallieerde leiders in de Tweede Wereldoorlog, Churchill, Roosevelt en Stalin, in de hoofdstad vernoemd, zij het dat de Stalinlaan aanzienlijk korter was dan de Churchilllaan of de Rooseveltlaan. Nu was Stalins gruwelijke reputatie ook toen al bekend, maar destijds gold hij vooral als onze bondgenoot tegen Hitler. En de communisten waren in Amsterdam de grootste partij.
Soms slaat al tijdens iemands leven de waardering radicaal om. Maarschalk Pétain gold na de Eerste Wereldoorlog in Frankrijk als de held van Verdun. Maar in de Tweede Wereldoorlog, toen hij de Vichyregering leidde, zou hij door zijn collaboratie met nazi-Duitsland diep vallen.
In het Westen gaat het nu vooral om standbeelden, straatnamen en andere vernoemingen van personen die destijds verbonden waren met de slavernij of in ieder geval met het koloniale verleden. Met name in de USA is dat aan de orde. Dat land heeft nu eenmaal een hele geschiedenis van slavernij en rassendiscriminatie.
Zelfs een standbeeld van de opwekkingsprediker Whitefield moest verdwijnen, omdat hij de slavernij had verdedigd. In Nederland ligt vooral het standbeeld van Jan Pieterszoon Coen in Hoorn onder vuur.
Ethisch relativisme
Wat moeten we daarmee? Is het een geldig en doorslaggevend argument wanneer je zegt dat je het optreden van Coen, Whitefield, Van Heutz en anderen moet zien in het licht van hun tijd en dat je er daarom niet zo zwaar aan moet tillen? Vroeger dacht men nu eenmaal anders over gekleurde volken en wist men nog niet van de rechten van de mens.
Dat is natuurlijk wel een vorm van ethisch relativisme die ons niet past. Als het goed is, weten we van Gods geboden, die de eeuwen verduren. Wat nu niet mag, mocht vroeger ook niet en omgekeerd. Dat neemt niet weg dat we in ons oordeel altijd wel de omstandigheden in ogenschouw moeten nemen.
In oorlogssituaties gebeuren dingen die niet door de beugel kunnen, maar soms wel begrijpelijk en verklaarbaar zijn. De behandeling van de politieke delinquenten in 1945 was vaak beneden de maat, maar gezien hetgeen er in de bezettingsjaren gepasseerd was, kun je je daar iets bij voorstellen.
Mensen overzien niet steeds de gevolgen van hun daden. Goede bedoelingen kunnen heel kwalijke gevolgen hebben. Zo pleitte de Spaanse priester Las Casas aanvankelijk voor de inzet van Afrikaanse slaven in het pas ontdekte Amerika om de kwetsbare Indiaanse bevolking te ontzien.
Vroeger was de financiële ruimte ook veel kleiner. Het welvaartsniveau lag stukken lager en daardoor had de overheid veel minder mogelijkheden dan nu om allerlei voorzieningen en regelingen te treffen ten behoeve van minderbedeelden. Daar moeten we in onze beoordeling wel rekening mee houden.
Verder is het zo dat mensen, orthodoxe christenen niet uitgezonderd, altijd wel een zekere invloed ondergaan van de heersende cultuur, van de tijdgeest. Als in de samenleving waarin men leeft en waarin men is opgegroeid bepaalde dingen normaal gevonden worden (bijvoorbeeld dat kleurlingen minder zijn dan blanken), dan neemt men daar gemakkelijk iets van over.
Minder groot
Maar er zijn natuurlijk grenzen. Het is goed om de geschiedenis, ook de eigen geschiedenis, kritisch te bekijken. Grote mannen blijken dan vaak minder groot te zijn dan we wellicht dachten. In kerk, staat en maatschappij. Vanuit een Bijbels mensbeeld bezien, hoeft dat ons ook niet te verwonderen.
Overigens kan de opkomst van de Oost- en West-Indische Compagnieën niet los gezien worden van de langdurige oorlog op leven en dood die Nederland voerde met Spanje (en Portugal). Moest men de vijand laten in het ongestoorde bezit van die enorme winsten die de recent ontdekte werelddelen opleverden? Dat zou heel riskant zijn geweest.
Coens strafexpeditie tegen de bevolking van de Banda-eilanden, omdat die hun kruidnagels ook verkochten aan de Engelsen, was zonder meer gruwelijk. Destijds vroegen de bewindvoerders van de Oost-Indische Compagnie hem ook al of het niet anders had gekund.
Uitleg
Moet daarom de Coentunnel een andere naam krijgen en het standbeeld van Coen maar verdwijnen, zoals zijn standbeeld in Batavia door de Japanners werd weggehaald? Bedenk wel dat hij ook de man was die de bewindvoerders schreef dat „het aldereerste ende voornaemste doel” van de activiteiten van de VOC was de verbreiding van „de religie ende den dienst Gods.”
Bovendien moeten we wel bedenken dat, als we alle standbeelden, straatnamen en andere vernoemingen in ons land op basis van Bijbelse normen eens onder de loep zouden nemen, ongetwijfeld de conclusie zou moeten zijn dat heel wat personen vanwege hun levenswandel voor een dergelijk eerbetoon niet in aanmerking hadden moeten komen. Laat de Coentunnel daarom maar de Coentunnel blijven en het huidige bordje bij Coens standbeeld in Hoorn met uitleg over zijn misstappen is wel voldoende.