Economie

Spaanse boeren in opstand tegen melkkartel

In de Spaanse supermarkten is de melk goedkoper dan ooit. Dat is deels het gevolg van illegale prijsafspraken in de zuivelindustrie. Maar de semifeodale verhoudingen in de sector beginnen te wankelen.

Lex Rietman
27 August 2020 20:38Gewijzigd op 16 November 2020 20:12
Met ruim honderd koeien heeft José Cabo een bedrijf van gemiddelde omvang in de Spaanse regio Galicië. In de 25 jaar dat hij boer is, zag hij de kosten voor de melkproductie stijgen. Afnemer Inleit wil de contractprijs nu laten zakken van 32,5 naar 30 cen
Met ruim honderd koeien heeft José Cabo een bedrijf van gemiddelde omvang in de Spaanse regio Galicië. In de 25 jaar dat hij boer is, zag hij de kosten voor de melkproductie stijgen. Afnemer Inleit wil de contractprijs nu laten zakken van 32,5 naar 30 cen

Eind juli kreeg melkveehouder José Cabo een brief van de melkfabriek. De melk zou voortaan niet meer opgehaald worden tegen de contractprijs van 32,5 cent. Helaas, door de corona-epidemie moesten Cabo en de andere leveranciers van de Galicische melkgigant Inleit genoegen nemen met 30 cent.

Wat de coronacrisis precies te maken heeft met de noodzaak om een lagere prijs voor de melk te betalen, wordt niet helemaal duidelijk uit de brief. Maar de gevolgen ervan zijn kraakhelder. De eenzijdige beslissing van de melkfabriek betekent een financiële aderlating voor de 45-jarige Cabo.

„De prijsverlaging kost me deze maand 1250 euro”, zegt Cabo, die met ruim honderd melkkoeien een bedrijf heeft van gemiddelde omvang in de Spaanse regio Galicië. En dat terwijl het water hem en de meeste andere 12.000 Spaanse melkveehouders al tijden aan de lippen staat. Elke dag sluiten vier of vijf boeren in Spanje hun melkbedrijf. Het lijkt de zuivelindustrie weinig te kunnen schelen. „Inleit haalt elke dag 800.000 liter melk op. Ze sparen nu dus 20.000 euro per dag uit”, rekent Cabo voor. „Dat is het enige wat ze interesseert.”

Op zijn melkveehouderij in Sobrado dos Monxes vertelt José Cabo zijn verhaal haast op laconieke toon. Hij is al 25 jaar melkveehouder, hij is niet anders gewend. Hij weet hoe de verhoudingen in de sector liggen. In theorie zijn de partijen gelijk. Boeren sluiten uit vrije wil contracten af met een melkfabriek op een vrije markt.

De werkelijkheid is anders. In de Spaanse melksector is de toestand bijna feodaal. Voor de boeren is het simpelweg slikken of stikken. Toen Cabo in 1995 begon, kreeg hij tussen de 34 en de 35 cent per liter. Nu dus nog maar 30 cent. Een inkomstendaling van bijna 15 procent, terwijl de kosten flink zijn gestegen. Melkmachines, koeltanks, belastingen en kostbare milieuvoorschriften, alles is duurder geworden. In welke sector verdien je nu 15 procent minder dan een kwarteeuw geleden – nominaal, dus nog afgezien van de inflatie? Het toppunt was de brief van juli, met de coronacrisis als excuus. Het was de eerste keer dat Cabo een tussentijdse prijsverlaging kreeg opgelegd. Zijn contract met Inleit was geldig tot oktober.

Nog lagere prijs

In een vrije markt loop je dan gewoon naar een andere afnemer. Alleen bestaat er in grote delen van Spanje geen andere afnemer, omdat er maar één melkfabriek is die de productie bij de boeren komt ophalen. In het noordwestelijke Galicië, waar meer dan de helft van de Spaanse melkveehouderijen is gevestigd, is meer keus. Na de brief van eind juli verkende José Cabo de markt. Drie andere melkfabrieken waren bereid om zijn melk af te nemen. Alleen boden ze een prijs die nóg lager was dan de verlaagde prijs van Inleit. En alle drie boden ze exact dezelfde prijs, 29 cent. Toeval? José Cabo gelooft er niets van.

In 2015 kreeg de Spaanse melkindustrie een boete opgelegd. De nationale concurrentiewaakhond CNMC was illegale afspraken over prijzen en verdeling van de markt op het spoor gekomen. Bijna 90 miljoen euro moesten de voornaamste melkfabrieken bij elkaar betalen, waaronder de Spaanse dochters van de multinationals Danone en Nestlé. Het onderzoek van de toezichthouder strekte zich uit over de periode van 2000 tot 2013. Alles wijst erop dat de toestand sindsdien niet veranderd is.

Tot nu toe hebben de beboete melkconcerns nog geen cent betaald. Advocaten van Nestlé en Danone ontdekten een vormfout in de sanctie, waarna het nationale hof in Madrid deze nietig verklaarde. In juli 2019 legde de CNMC opnieuw een boete op aan de melkindustrie, ditmaal voor een totaalbedrag van 80 miljoen. De illegale praktijken van vijf bedrijven waren inmiddels verjaard. Danone, veroordeeld tot 20,3 miljoen euro, vocht de sanctie aan bij de rechter en kreeg gelijk. Het nationale hof schortte de boete op tot aan de definitieve uitspraak, naar verwachting eind volgend jaar. De andere veroordeelde bedrijven mochten het geld voorlopig ook in de zak houden. Niet omdat de illegale verrijking niet zou hebben plaatsgevonden, maar omdat betaling van de sanctie de multinational „onherstelbare schade” zou berokkenen. De boete zou zelfs het voortbestaan van Danone op het spel zetten.

De argumentatie van de rechter is opmerkelijk. Danone maakt jaarlijks zo’n 2,5 miljard euro nettowinst. En het volgens de toezichthouder illegale optreden van bedrijven zoals Danone heeft ernstige gevolgen voor duizenden boerenfamilies. In 2000 telde Spanje 60.000 melkveehouderijen. Nu zijn daar nog maar 12.000 van over.

Illegale winsten

Onderzoekers hebben becijferd dat de illegale winsten die de zuivelconcerns dankzij het kartel hebben geboekt een veelvoud is van de sanctie die zij moeten betalen. Danone maakte zo 143,7 miljoen euro extra winst. De boete bedraagt 20,2 miljoen. Capsa, een van de andere melkgiganten in Spanje, kreeg een sanctie die achtmaal kleiner was dan de onrechtmatig verkregen winst (21,8 tegenover 188,6 miljoen euro). Met andere woorden, misdaad loont – zelfs als alle veroordeelde zuivelconcerns uiteindelijk de opgeschorte boetes moeten betalen.

Als het aan Andoni de la Llosa ligt, komt er aan de straffeloosheid van het melkkartel snel een eind. De la Llosa (29) is advocaat en gespecialiseerd in kartels en schadeclaims tegen schendingen van de vrije concurrentie. Hij leerde het vak bij een van de grote advocatenkantoren in Barcelona, samen met zijn collega Albert Poch. „We zagen daar twee dingen”, zegt De la Llosa op een terras in Barcelona. „Ten eerste: er zijn veel kartels waartegen gedupeerden een schadevergoeding kunnen eisen terwijl niemand dat doet. En van degenen die wél een claim indienden, verloren velen de rechtszaak omdat ze hun eis niet goed onderbouwd hadden. Ook al hadden ze gelijk.”

Andoni de la Llosa en Albert Poch besloten een eigen kantoor op te zetten dat gespecialiseerd was in eisen tegen kartels. De eerste zaak waar ze zich op stortten, was het melkkartel. Die keuze lag voor de hand. Albert komt uit een Catalaanse familie van melkveehouders die zelf het machtsmisbruik van het kartel aan den lijve heeft ondervonden.

Lopend vuurtje

De la Llosa en Poch begonnen boeren te informeren over hun rechten. Ze legden uit dat de boete aan de zuivelindustrie wegens concurrentievervalsing het voor de slachtoffers mogelijk maakt om naar de rechter te stappen om het te weinig betaalde bedrag op te eisen. Eerst gingen ze naar het familiebedrijf van Poch, daarna naar de buren en de andere melkveehouders in de omgeving. Uiteindelijk werd het een soort tournee door Spanje. De boodschap dat gedupeerde boeren hun schade konden claimen ging als een lopend vuurtje door de sector. Het jonge advocatenkantoor kreeg duizenden telefoontjes van belangstellenden uit het hele land.

„Het begin was moeilijk”, herinnert De la Llosa zich. „De zuivelindustrie is machtig. Boeren die geïnteresseerd waren, belden ons om te zeggen dat we bij nader inzien beter niet op hun veehouderij konden afspreken. Ze waren bang dat de melkfabriek erachter zou komen dat ze met ons in gesprek waren.”

In Valencia waren De la Llosa en Poch uitgenodigd door twintig veehouders voor een informatieve sessie. Achttien belden de dag ervoor af. De industrie had ze „aangeraden” niet te gaan. Als de lokale pers zich meldde om aanwezig te zijn bij de informatieve bijeenkomsten, verzochten de boeren om geen journalisten toe te laten. En als er toch pers was, draaien veel veehouders zich met de rug naar de camera om niet herkenbaar te zijn op de foto.

„Uiteindelijk hebben iets meer dan duizend boeren besloten om via ons een schadevergoeding te eisen”, zegt De la Llosa. „De meesten die geen claim willen indienen, zien daar uit angst van af. Niet omdat ze het niet willen of niet kunnen betalen. Het is pure angst: wat zal me overkomen als ik me verzet tegen degene die bij mij de melk ophaalt?”

Investeringsfonds

Rechtszaken zijn kostbaar. En zeker zaken tegen kartels, waarvan het succes afhangt van een goede economische onderbouwing. Hoe zouden melkveehouders, die vaak al een flinke schuldenlast dragen, zo’n rechtszaak kunnen betalen? Om dit probleem op te lossen, zochten De la Llosa en Poch financiering bij een investeringsfonds. De boeren in kwestie hoeven niets te betalen als hun eis tot schadevergoeding afgewezen wordt. Bij toewijzing van hun claim dragen ze 30 procent af aan het fonds. In de meeste gevallen ligt de eis tussen de 200.000 en de 300.000 euro per melkveehouderij. Met deze formule hebben de advocaten de economische barrière om naar de rechter te stappen voor een groot deel kunnen wegnemen.

Een drempel die lastiger te overwinnen blijkt, is de angst. Melkveehouders zijn bijzonder kwetsbaar. Melk bederft snel. Hooguit twee dagen kunnen ze hun productie opslaan in koeltanks, daarna moeten de tanks geleegd worden om plaats te maken voor nieuwe melk. Ze kunnen de productie niet stoppen. Als niemand de melk afhaalt, zit er weinig anders op dan gezonde dieren af te maken. En dat is het laatste wat een melkveehouder wil. De band met de grond, met de dieren en met het vaak van de ouders en grootouders geërfde bedrijf is sterk en emotioneel. Meer dan een beroep is het een manier van leven. Het verklaart waarom ze bereid zijn 365 dagen per jaar te werken. En waarom ze zo lang volhouden, ook al is het bedrijf eigenlijk niet meer rendabel.

Pogingen om de positie van de melkveehouders te verstevigen door zich te verenigen in coöperaties hebben in Spanje weinig succes gehad. Inkoopcentrales van boerencoöperaties krijgen in de praktijk nog minder voor de melk betaald dan individuele boeren. Het is een effectief middel om organisatie tegen te gaan. Een van de weinige alternatieven die wél blijken te werken is Llet Nostra (Onze Melk), een Catalaanse organisatie van boeren die uit onvrede over de semifeodale behandeling door de zuivelindustrie hun eigen melkfabriek oprichtten. De melk van Llet Nostra is iets duurder dan de dumpmerken, maar veel consumenten blijken bereid de meerprijs te betalen.

De mentaliteit van de meeste Spaanse melkveehouders staat ver af van zulke initiatieven. Het individualisme is sterk en het onderlinge wantrouwen groot, erkent de Galicische melkveehouder José Cabo. Tegelijk bestaat er een merkwaardig geloof in de oprechtheid van de zuivelindustrie, merkte Andoni de la Llosa tijdens de voorlichtingsbijeenkomsten met boeren. Bij elke sessie was er wel iemand die zei: „Als we schadevergoedingen gaan eisen, ruïneren we de melkindustrie.”

„Ze hebben zich het verhaal van de zuivelindustrie eigen gemaakt”, zegt De la Llosa. „Hoe kun je een bedrijf als Danone ruïneren met een eis van 200.000 euro? Danone heeft dit eerste halfjaar 1150 miljoen euro winst gemaakt.”

Melkveehouder José Cabo geeft toe dat hij een zekere angst voor represailles heeft moeten overwinnen. Maar uiteindelijk gaat ook hij schadevergoeding eisen. Vijftien jaar lang heeft hij zo’n 5 cent te weinig betaald gekregen, in totaal 225.000 euro. In Sobrado dos Monxes gaan bijna alle melkveehouders een schadeclaim indienen. Het betekent nauwelijks minder dan een kleine revolutie.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer