Dankbaarheid
1 Samuël 25:33
„En gezegend zij uw raad en gezegend zijt gij, dat gij mij te dezen dage geweerd hebt, van te komen met bloedstorting, dat mijn hand mij zou verlost hebben.”
Toen David heenging in de hitte van zijn geest om Nabal te doden en Abigaïl hem ontmoette en tegenhield, wat zei hij toen? „Gezegend zijt gij de Heere voor uw raad…” (1 Samuël 25:32,33). Had de Heere u ook niet ontmoet en overtuigd van uw dwaasheid en zó tegengehouden, toen u in de hitte en het opvolgen van uw zonden voortging naar de eeuwige dood? Hoe goddeloos zou u geweest zijn? Zeg dan: „Gezegend zij die dienaar des Heeren en de Naam des Heeren zij gedankt, die mij zodanige raad gegeven heeft! Er wordt gezegd (Johannes 16:7,8) dat Christus de Trooster zal zenden om van zonde te overtuigen. Is het een troostrijke zaak de zonde te zien? Ja, het zal stof van onuitsprekelijke blijdschap voor u zijn dat u ooit de zonde gezien hebt, dat Hij u toonde die verborgenheid der ongerechtigheid in uw hart en leven, die geheimen van de macht en heerschappij der zonden over u. U zult uw broeder niet haten, maar wel berispen (Leviticus 19:17). Als de Heere uw zonden bedekte en u daarom nooit bestrafte, of ervan overtuigde, er zou geen groter bewijs zijn van Gods haat tegen u. Och, het is oneindige liefde dat Hij u in het verborgen leidde en verborgen en helder met u gehandeld heeft. Zou u hiervoor niet dankbaar zijn?
Thomas Shepard, predikant te Cambridge (Amerika)
(”De gezonde gelovige”, 1685)