Kerk & religie

Paulinus van Trier: een moedige herder in botsing met de Romeinse keizer

Bisschop Paulinus van Trier leefde in de vierde eeuw. Hij is een klassiek voorbeeld van de soms uiterst moeizame verhouding tussen staat en kerk in het Romeinse Rijk. Hij botste met de Romeinse keizer Constantius II in een tijd dat in West-Europa de strijd over de Godheid van Christus tussen Arius en Athanasius de geesten enorm bezighield.

Dr. Harm Veldman
19 August 2020 16:29Gewijzigd op 16 November 2020 20:08
Het exterieur van de Sint-Paulinuskerk in de Duitse stad Trier kreeg in 2015 een nieuwe kleurstelling. Bisschop Paulinus van Trier maakte zich in de vierde eeuw sterk voor de handhaving van de geloofsbelijdenis van Nicea uit 325. beeld Wikimedia/Berthold
Het exterieur van de Sint-Paulinuskerk in de Duitse stad Trier kreeg in 2015 een nieuwe kleurstelling. Bisschop Paulinus van Trier maakte zich in de vierde eeuw sterk voor de handhaving van de geloofsbelijdenis van Nicea uit 325. beeld Wikimedia/Berthold

Trier, waar al sinds de 2e eeuw christenen wonen, is nog altijd trots (”stolz”) op de moedige bisschop Paulinus. Het rooms-katholieke bisdom geeft al sinds 1875 een weekblad uit dat zijn naam draagt. Een tentoonstelling in Trier kreeg enkele jaren geleden de sprekende ondertitel ”Zwischen Gewissen und Staatsräson” (Tussen geweten en het belang van de staat). De laatste term duidt erop dat het er toen al om spande: hoe sterk geldt het beginsel dat het belang van de staat alle andere belangen te boven gaat?

Het gaat bij het spreken over Paulinus dus over de vierde eeuw. Dat zegt veel; sinds 313 mag men in het Romeinse Rijk in alle vrijheid kiezen voor de christelijke kerk, dankzij een decreet van keizer Constantijn de Grote. De vervolgingen zijn voorbij en de vrijheid biedt ongekende mogelijkheden voor de groei van de kerk. Overal in het rijk wordt het heidendom teruggedrongen en worden –soms op plekken waar eens een tempel stond– kerken en kapellen gebouwd.

Het was de staatsmacht die godsdienstvrijheid had verleend. Maar die macht deed meer. Keizer Constantijn is daarvan een sprekend voorbeeld. Hoewel hij nog niet was gedoopt –hij was nog steeds catechumeen– bemoeide hij zich intensief met kerkelijke zaken. Niet alleen als het ging om uiterlijke dingen, zoals de financiering van een kerkgebouw of de bescherming van christenen. Hij bemoeide zich ook met interne zaken, zoals de benoeming van bisschoppen. En zelfs met zaken die het wezen van de religie raken: de belijdenis van de kerk. Van een scheiding van kerk en staat was geen sprake; het tegendeel was juist de werkelijkheid. De leiding van de kerk had er geen kritiek op. De bisschoppen waren juist erg ingenomen met de keizerlijke bemoeienis. Betere tijden kon men zich nauwelijks wensen.

Dat leek vooral te worden bevestigd door het optreden van Constantijn in de zaak-Arius. Deze presbyter uit het Egyptische Alexandrië leerde dat Jezus Christus niet eeuwig gelijk was aan God de Vader en evenmin de goddelijke natuur en substantie bezat. De Zoon was volgens hem slechts het voornaamste schepsel, de aangenomen zoon van God. Maar toch wel het instrument van de verlossing. De naam God wordt hem in die visie alleen in oneigenlijke zin gegeven. Hij heeft een lichaam aangenomen, zonder menselijke ziel. De Heilige Geest is het voornaamste schepsel van de Zoon. Zo gaf Arius te kennen dat hij serieus opkwam voor de ene God, het enige eeuwige Wezen.

Nicea

De leer van Arius maakte zich vooral sterk in het oostelijke deel van het Romeinse Rijk, maar Constantijn –die de eenheid van zijn rijk niet in gevaar wilde laten komen– riep de kerkleiders bij elkaar in het concilie van Nicea, in 325. Van de 300 bisschoppen waren er ongeveer 20 op de hand van Arius. Ook was er een groep van twaalf tot vijftien man die een middenpositie innam. Het overgrote deel besliste na soms felle en langdurige besprekingen echter dat de leer van Arius niet katholiek was. Er werd een belijdenis opgesteld die aangaf dat „de Zoon één van wezen, van een en hetzelfde wezen, van een en dezelfde goddelijke natuur als de Vader is, en dus God als Hij.” Het kenmerkende woord was ”homoousios” (van hetzelfde wezen).

Op twee na ondertekenden alle bisschoppen de belijdenis van Nicea. Maar velen waren niet echt overtuigd – het zou later wel blijken wat dit voor gevolgen had. Arius en zijn beide medestanders werden door de keizer verbannen. Keizerlijke decreten bepaalden de koers van de kerk.

Constantijn had in 325 de katholieke leer van de kerk veiliggesteld, maar de sympathieën voor Arius en zijn leer bleven sterk. Ook aan het keizerlijke hof was dat merkbaar. Arius’ scherpste tegenstander was diaken Athanasius, eveneens verbonden aan de kerk te Alexandrië. De ongunst van de keizer tegen hem werd steeds duidelijker; er werd zelfs beweerd dat Athanasius betrokken was bij de moord op bisschop Arsenius, die behoorde bij een tegengestelde richting. Op de synode van Tyrus in 335 behaalde Athanasius echter een belangrijke overwinning: Arsenius kwam daar in levenden lijve binnen.

Desondanks raakte de keizer steeds meer op de hand van Arius. Deze hield Constantijn een belijdenis voor die rechtzinnig klonk, hoewel de woorden ”één in wezen” erin ontbraken. De opmerking van Arius dat hij de belijdenis aanvaardde, bracht de keizer –die meende dat Arius het had over het Nicaenum– ertoe hem in ere te herstellen. Tegelijk liet Constantijn weten dat Athanasius naar een uithoek van het rijk werd verbannen. Deze moest in 336 naar Trier, waar hij veel bewonderaars kreeg. Onder hen een zekere Paulinus, afkomstig uit de omgeving van Bordeaux, toen nog een jonge, missionair ingestelde priester in dienst van bisschop Maximinus van Trier.

Nog in hetzelfde jaar 336 zou Arius plechtig worden geïnstalleerd in Constantinopel. Op de avond daarvoor stierf hij echter op 80-jarige leeftijd.

Kerkelijke kaart

Toen in 337 ook keizer Constantijn overleed, leek de kerkelijke kaart van die tijd zich helemaal ten gunste van Athanasius te wijzigen. Het rijk werd voor enige tijd geregeerd door de drie zonen van Constantijn. Maar hun onderlinge strijd zou voor meer instabiliteit zorgen dan menigeen lief was. Dat werd ook merkbaar in de manier waarop zij zich met de kerk bezighielden.

Keizer Constantijn II –regerend over Gallië, Spanje en Brittannië– riep Athanasius direct terug naar Alexandrië, waar de kerk deze ex-banneling met vreugde zijn diensten liet verrichten. Athanasius werd nu bisschop van Alexandrië. Maar Constantijn II verloor in 340 de strijd tegen zijn broer Constans, waardoor deze de heerser werd over alle delen van het West-Romeinse Rijk.

Intussen hadden de tegenstanders van Athanasius hun kans waargenomen door de bisschop opnieuw te laten verbannen. De kerkstrijd was nog lang niet gestreden. Evenmin de politieke strijd. Over het Oost-Romeinse Rijk regeerde Constantius II, die zich in 350 meester maakte van de macht in het hele Romeinse Rijk. Deze keizer stond positief tegenover de leer van Arius. Hij trok de steun in aan de bisschoppen die de belijdenis van Nicea hadden aanvaard.

Alleenheerschappij

Constantius II maakte er vanaf het begin van zijn alleenheerschappij veel werk van om de kerk naar zijn hand te zetten. Zijn leidende idee kwam hierop neer: eenheid in de godsdienst vormt een stabiliserende factor in de handhaving van de rijkseenheid. Daarom moesten alle bisschoppen zich voor hem verantwoorden. Daartoe werd in 353 in het Franse Arlès een concilie belegd. Daar verscheen ook de sinds 347 fungerende bisschop Paulinus van Trier. Alle bisschoppen kregen een concepttekst te horen waarin de ariaansgezinde dienaren van de keizer zich uitspraken voor de veroordeling van Athanasius. Tegelijk liet de keizer een edict uitvaardigen dat ieder die niet instemde met Athanasius’ veroordeling en de door Arius opgestelde belijdenis zou worden verbannen. Slechts enkele bisschoppen weigerden, onder wie Paulinus.

Bisschop Paulinus heeft toen, volgens het verhaal, de moed getoond om in vol ornaat naar de keizer toe te stappen en hem openlijk in zijn gezicht tegen te spreken: de keizer had geen recht zich te bemoeien met de leer en de dienst van de kerk. De keizer nam dit hoogst ernstig op en besloot korte tijd later Paulinus te verbannen. Diens ballingsoord werd Frygië in Klein-Azië, op het Anatolische hoogland van wat nu Turkije heet. Ver van zijn kerk, familie en vrienden stierf Paulinus daar in het jaar 358. Zijn levenswerk en zijn martelaarschap worden ieder jaar nog kerkelijk herdacht op 31 augustus.

Keizer Constantius II heeft tijdens zijn hele regering de door hem gevolgde gedragslijn ten aanzien van de kerk met gestrengheid aangehouden. Hij stierf in 361 en werd opgevolgd door Julianus de Afvallige, die in zijn twee regeringsjaren het heidendom de boventoon wilde laten voeren. Met Theodosius I werd in 380 het arianisme in het Romeinse Rijk verboden en het ”athanasianisme” tot staatsgodsdienst verklaard. Athanasius heeft dit niet meer meegemaakt – hij overleed in 373.

Trouw

Paulinus, van wie weinig biografische gegevens bekend zijn, bleef ondanks veel pressie trouw aan het Bijbelse en katholieke geloof, zoals verwoord in Nicea. De leer omtrent Christus en daarmee van de Goddelijke Drie-eenheid werd in Trier van harte aanvaard en geleerd, ook toen veel kerkleiders –om welke reden dan ook– zich achter de ariaansgezinde keizer opstelden. De bisschop van Trier durfde hierin alleen te staan, Hij kan getypeerd worden als ”een vriend van de Waarheid”. Mede door de onverzettelijke houding van Paulinus is in West-Europa de zuivere, katholieke belijdenis omtrent Jezus Christus gehandhaafd en werd deze leer er kenmerkend voor het christendom.

Vanaf de vroege middeleeuwen is er –met name in Trier– een grote verering van Paulinus op gang gekomen die de man tot heilige maakte; zijn lichaam werd al in de 5e eeuw naar Trier overgebracht. Toen in de 19e eeuw in het verenigde Duitsland van kanselier Bismarck (na 1870) een felle ”Kulturkampf” tegen de Rooms-Katholieke Kerk ontbrandde, begon het bisdom Trier met een tegenbeweging ter handhaving van de vrijheid van de kerk. Het bisdom gaf daarom vanaf 1 januari 1875 het blad Paulinus uit, dat nog altijd verschijnt als zondagsblad. Bismarck voerde een stevige repressie uit; de toenmalige bisschop van Trier, Matthias Eberhard, belandde 300 dagen in de gevangenis.

In de tijd van Adolf Hitler hebben kleine groepen gelovigen in Duitsland zich kritisch opgesteld tegenover het nationaalsocialisme. In hun verzet tegen de tirannie waren ze –al of niet bewust– navolgers van de moedige bisschop van Trier.

Ook vandaag de dag zullen christenen overal in de wereld zich moeten realiseren dat staatsbelangen niet heilig zijn en dat het woord van de apostelen blijft gelden: wij zijn Gode meer gehoorzaam dan de mensen. De actualiteit van de confessies van Nicea en van Athanasius ten slotte is vandaag nog groot; modernistische theologen in Nederland willen niets weten van de godheid van Jezus Christus.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer