Knipkunst schudt oubollig imago van zich af
Meer dan papier en een schaar heb je niet nodig om knipkunst te maken. Maar wie er goed mee overweg kan, kan tot grote hoogte stijgen. Zoals Joanna Koerten uit Amsterdam in de zeventiende eeuw. Ze vroeg voor haar werk evenveel als Rembrandt voor het zijne.
Kunstenaar en tentoonstellingsmaker Eline Janssens uit Utrecht raakte onder de indruk van de gedrevenheid en het vakmanschap van Joanna Koerten (1650-1715). Ze leerde haar echt goed kennen toen ze de tentoonstelling ”Janssens & Koerten | Geknipt voor de kunst” voorbereidde voor het Westfries Museum in Hoorn. Het museum heeft de grootste collectie knipkunst van Nederland, Janssens neust er altijd graag in rond. „Een schatkamer”, zegt ze tijdens een rondleiding door het Westfries Museum, dat haar uitnodigde om als gastconservator de expositie samen te stellen.
Voor Janssens is knippen zo’n beetje hetzelfde als schetsen met een potlood. Ze maakt in opdracht kunstwerken voor de openbare ruimte of voor tentoonstellingen, vaak van metaal. De ontwerpen hiervoor knipt ze uit papier. „Dat is voor mij de gemakkelijkste manier om te schetsen.”
Wat is voor u de essentie van knipkunst?
„Knipkunst gaat over materiaal en ruimte; je hebt papier of karton en je knipt of snijdt iets weg om een kunstwerk te maken. Ook voor kunstenaars anno 2020 is dat een interessant gegeven. Daarnaast kun je door te knippen of te snijden silhouetten maken. Dat pas ik veel toe bij de kunstwerken die ik maak. Daarin zie je de vertaling van knipkunstontwerpen naar grote stalen, opengewerkte beelden. Ik vind het leuk om de kracht van de grote vorm te onderzoeken. Alles wat er niet aan niet klopt en wat overbodig is, laat ik weg. Het beeld moet in één oogopslag duidelijk zijn. Het is de kunst om een figuur helemaal terug te brengen tot zijn essentie.”
Waar haalt u uw inspiratie vandaan?
„Kunst komt van kunst, vind ik. Alle grote kunstenaars bekijken kunst van anderen: Hoe dóét hij dat nou met dat licht? En hoe zit dat precies met die wolken? Daarom begin ik altijd met een bestaand werk, daar maak ik een variatie op. Ik zit heel vaak online te kijken in de collectie van het Westfries Museum. Als ik iets zie wat ik wel zou willen maken, bekijk ik eerst waar het werk over gaat, en op welk gedeelte ik me kan richten. Dat vertaal ik dan naar een ander medium, met mijn eigen handschrift. Ik heb altijd veel belangstelling gehad voor knipkunst en volkskunst. Het mooie daaraan vind ik dat het gaat over mensen, over het leven zelf. Thema’s zoals liefde, vergankelijkheid, dood, verdriet en geluk zie je in de kunst altijd weer terugkomen. Het ambachtelijke van knipkunst spreekt me ook erg aan. Ik ben iemand die graag een verhaal vertelt.”
Knipkunst heeft een wat oubollig imago. Onterecht?
„Je hebt niet veel nodig om te beginnen, iedereen kan ermee aan de slag. Maar het is ook verfijnde kunst die op hoog niveau beoefend kan worden. Daarom zie je knipkunst in eigentijdse vormen terugkomen. Speciaal voor deze tentoonstelling heb ik glaskunstenaar Bernard Heesen gevraagd kunstwerken van geknipt glas te maken. En Ferry Staverman is vertegenwoordigd met sculpturen van papier waarbij hij de vormen met lasertechniek heeft uitgesneden.
Knipkunst past ook goed bij deze tijd. Je ziet dat veel mensen behoefte hebben aan een bezigheid waarin ze heel geconcentreerd kunnen opgaan – even los van de dagelijkse hectiek. Daarom is handletteren zo populair, net als borduren, breien of een legpuzzel maken.”
Wat is er zo interessant aan Joanna Koerten?
„Aanvankelijk had ik helemaal niet door dat ze zo belangrijk was. Maar ik kwam er achter dat de knipkunst bij haar begint. Daarom heb ik me in haar leven verdiept. Bij het samenstellen van de tentoonstelling heb ik haar werk als uitgangspunt genomen. Ik zoek altijd naar de bron en kijk dan of ik daarmee iets kan.
Voordat Joanna Koerten zich op de knipkunst toelegde, hield ze zich bezig met glasgraveren, borduren, schoonschrijven, aquarelleren – met alles eigenlijk wat een dame in die tijd binnenshuis met goed fatsoen kon doen. Maar dat heeft ze allemaal laten schieten voor de knipkunst. En daar is ze heel virtuoos in geworden.
Toen ze begon met knipkunst was dat aanvankelijk nog snijkunst. Ze maakte onder meer gebruik van goedkope prenten om er eigen kunstwerken van te maken, maar tekende zelf ook wel voorstellingen. Ze sneed dan alle zwarte lijnen weg. Je ziet dat bijvoorbeeld aan de allegorie ”Romeinse vrijheid”. Alles wat donker is, zelfs de letters van de tekst eronder, heeft ze uitgesneden. Dan krijg je een werk dat bestaat uit ruimte en papier. En dan heeft ze de voorstelling ook nog een beetje opgebold, zodat de suggestie van diepte ontstond.”
Een vrouwelijke kunstenaar was wel bijzonder in die tijd.
„Absoluut. De kunstwereld was echt een mannenaangelegenheid. Mannen hadden kunstkabinetten, ruilden onderling boeken en bijzonderheden uit de Oost. Joanna was wel de dochter van een rijke lakenkoopman en getrouwd met een man die bij de admiraliteit van de VOC zat. Ze beschikte hierdoor over goudpapier uit China, over lakdoosjes waar mooie silhouetjes op stonden, allerhande spulletjes die haar inspireerden om knipkunst te maken. En ze was er heel succesvol in, al is er helaas maar heel weinig werk van haar bewaard gebleven. Ze maakte portretten, stillevens, Bijbelse taferelen, stadsgezichten en allegorieën. Het vriendenboek dat ze naliet staat vol met loftuitingen van allerlei beroemde mensen: stadhouder Willem III, tsaar Peter de Grote, de vorst en vorstin van Brandenburg, allerlei kunstenaars en dichters. Het was een komen en gaan in haar huis. Als je in de Noordelijke Nederlanden was om de molens en waterwerken te bekijken, móést je ook even naar Joanna Koerten in Amsterdam. Zij was een beroemdheid.”
Ze werd de Rembrandt met de schaar genoemd…
„Joanna Koerten was zich bewust van haar talent, ze had goed door dat ze met iets bijzonders bezig was. Voor haar werk vroeg ze net zo veel geld als Rembrandt voor het zijne, vandaar haar bijnaam. Ze gaf het niet voor een habbekrats weg. Keizer Leopold van Oostenrijk betaalde bijvoorbeeld 4000 gulden voor een fijn knipselwerk haar. Ter vergelijking: Rembrandt kreeg met moeite 1600 gulden voor zijn ”Nachtwacht”. De manier waarop Joanna Koerten de zaken aanpakte, paste wel bij de mannenwereld. Tegenwoordig zouden we zeggen dat ze aan marketing deed. Tegelijk was ze niet ijdel. Ze was een heel gelovige, doopsgezinde vrouw. Met haar knipkunst stelde ze zich dienstbaar op; ze spoorde anderen aan om ook „het schaartje ter hand te nemen”, zoals dat heette. Dat vind ik mooi aan haar. Ze besefte dat ze haar talent had gekregen en dat ze dat moest ontwikkelen. Haar leven wijdde ze aan de knipkunst, tot ze uiteindelijk bijna blind was – een monnikenbestaan. Af en toe klaagde ze dat het werk zo veel van haar vergde. Voor haar was het een roeping, anders had ze het niet kunnen volhouden. Er is van haar ook geen portret bekend waar ze met een grote kraag op staat, of met heel dure kleding. Ze was altijd sober.”
De tentoonstelling is een eerbetoon aan haar?
„Ja. Ik heb ervoor gekozen om de werken uit de museumcollectie te presenteren in kunstkabinetten, zoals Joanna Koerten dat in haar huis ook deed. Elke kast heeft een eigen thema: natuur, Bijbelse voorstellingen, heraldiek, sprookjes. Daarnaast heb ik een poppenhuis gemaakt waarmee ik scènes uit het leven van Joanna Koerten heb verbeeld, want dat inspireert mij enorm. Door het hele huis zijn geknipte silhouetten van bezoekers te zien die kijken naar haar werk. Het inrichten van een poppenhuis was in de zeventiende eeuw ook iets waarmee een dame van stand zich bezig mocht houden. Dat was trouwens een heel serieuze zaak. Er werden meubeltjes op schaal voor gemaakt, en soms zelfs met de hand vervaardigde bordjes van Delfts blauw. Heel kostbaar allemaal.”
Wat hoopt u met deze expositie te bereiken?
„Het zou heel mooi zijn als mensen hierdoor enthousiast worden gemaakt om ook met papier en schaar aan de slag te gaan. Ik heb hiervoor materiaal ontwikkeld, Via de website van het museum kan iedereen online workshops volgen. In augustus bezoek ik woon-zorgcentra in Hoorn voor het project ”Groeten uit Hoorn”. Bewoners van die centra worden uitgenodigd om ook knipkunst te maken. De resultaten daarvan worden in het museum tentoongesteld. Zo delen we de knipkunst met iedereen!”
Knipkunst in diverse musea
Het Westfries Museum in Hoorn heeft sinds 2006 de grootste collectie knipkunst van Nederland, met werken uit de 17e tot de 20e eeuw. In dat jaar nam het museum de gehele collectie over van het Nederlands Museum voor Knipkunst in Schoonhoven.
Ook het Nederlands Openluchtmuseum in Arnhem heeft een aanzienlijke collectie. Op kleinere schaal beschikt het Museum voor Knipkunst in Westerbork over een verzameling knipkunst.
In Vreden in Duitsland, net over de grens bij Winterswijk, heeft een verzamelaar het particuliere Scherenschnittmuseum opgericht waar knipkunst is te zien.
Verder worden er in een aantal musea één of meer oude knipwerken bewaard, bijvoorbeeld in het Rijksmuseum in Amsterdam. Werk van Anna Maria van Schurman (1607-1678) is te zien in Stedelijk museum ’t Coopmanhûs in Franeker.
Omdat knipkunst kwetsbaar is, is er relatief weinig van bewaard gebleven. Daarbij speelt mee dat glas in de zeventiende en de achttiende eeuw duur was; vaak te duur om papierkunst ermee te beschermen.
Sinds 1983 heeft Nederland een Vereniging voor Papierknipkunst met ongeveer 400 leden. Deze vereniging organiseert elk voorjaar een landelijke contactdag, steeds in een ander deel van het land. In 2013 kreeg de vereniging het recht om het Unesco-logo te dragen, omdat papierknippen een ambacht is dat met een aantal andere ambachten geplaatst is op de Nationale Inventaris van Immaterieel Erfgoed.