Overstap van kabinet naar Kamer is geen degradatie
Minister Grapperhaus van Justitie en Veiligheid wil bij de Tweede Kamerverkiezingen van maart volgend jaar een plaatsje op de kandidatenlijst van zijn partij, het CDA. Hij vindt het „geen degradatie” als hij na het ministerschap een periode in de Tweede Kamer zou komen, zo stelde de bewindsman in het actualiteitenprogramma EenVandaag.
Deelname aan de regering en geroepen worden tot het ambt van minister of staatssecretaris zien veel Haagse politici als het hoogste doel. Invloed en macht, daar gaat het om in de politiek. Het pluche plakt.
Het gevolg is dat veel ministers en staatssecretarissen na afloop van hun ambtstermijn niet op de kandidatenlijst komen. Daar zijn de afgelopen jaren veel voorbeelden van bekend. En als ze wel op de kandidatenlijst komen, vertrekken velen na korte of langere tijd toch uit het parlement om elders een aantrekkelijke baan te aanvaarden. Ze zien het politieke handwerk in de Tweede Kamer als een degradatie, als een verlaging in rang.
Tegen die opvatting komen dan weer andere Kamerleden en opiniemakers in het geweer. Zij stellen dat binnen ons staatsrechtelijk bestel de Tweede Kamer het hoogste politieke orgaan is en dat Kamerleden formeel gezien meer te zeggen hebben dan bewindspersonen en zich daarom niet hoeven te schamen als ze in de Tweede Kamer komen.
Op zich is dat een mooie gedachte, maar dat de Tweede Kamer het hoogste politieke orgaan van ons land zou zijn, is een wijdverbreid misverstand. In ons staatsbestel is de wetgever het hoogste orgaan. En die wetgever bestaat uit de regering én de Staten-Generaal. De Tweede Kamer deelt het gezag dus met de regering en de Eerste Kamer.
Het is wel begrijpelijk dat veel politici en beleidsmakers denken dat de volksvertegenwoordiging het hoogste politieke orgaan van ons land is. Dat is bij onze buurlanden Duitsland en België namelijk wel het geval. Daar wordt uitgegaan van de soevereiniteit van het volk en daar is de volksvertegenwoordiging het hoogste orgaan. Nederland kent een meer dualistische structuur waarbij regering en Staten-Generaal gelijkwaardige partners zijn.
Een Kamerlid dat dit goed in zijn of haar oren heeft geknoopt, ziet een benoeming tot minister of staatssecretaris niet als een promotie. En omgekeerd ziet een minister of staatssecretaris die na afloop van zijn of haar ambtsperiode een plaats in de Tweede Kamer inneemt, dit niet als een degradatie.
Maar dan is het wel zaak dat een volksvertegenwoordiger ook in principe een volle periode in de Kamer dient en niet alsnog zijn of haar biezen pakt als er een aantrekkelijke baan langskomt. Dat doen ministers of staatssecretarissen in principe ook niet. En als Kamerleden en bewindspersonen volgens ons staatsrecht elkaars gelijken zijn –en dat zijn ze–, geldt het spreekwoord: gelijke monniken, gelijke kappen.