Vreemd vuur
Jesaja 50:11
„Zie, gij allen die een vuur aansteekt, die u met spranken omgordt; wandelt in de vlam van uw vuur en in de spranken die gij ontstoken hebt. Dat geschiedt u van Mijn hand, in smart zult gijlieden liggen.”
Dit zijn de woorden van de profeet, ja, van God Zelf. Nu zal ik u vertellen wat met spranken en met vuur wordt bedoeld. Tijdens de oude bedeling werd, zoals sommigen van u wel bekend zal zijn, op het altaar van het heiligdom het hemelse vuur voortdurend brandend gehouden. Hierdoor werden de wil en de wijsheid van God in Zijn Woord afgeschaduwd. Er was echter ook sprake van vreemd vuur, dat wil zeggen van de verschillende spranken van menselijke voorstellingen en inbeeldingen.
Wat dat aangaat, draagt ieder arm schepsel zijn eigen tondel of luciferdoos bij zich. Hij is voortdurend zijn eigen brandstichter. Maar door zo’n vuur werd Gods toorn eertijds opgewekt. Dat geschiedt, volgens de genoemde tekst, dus nog steeds. We wijzen erop, dat het hart van de mens geneigd is vleselijke redeneringen en voorwendsels tegen zichzelf te bedenken. Hierop blijft hij vastzitten als op de droesem in een ledig vat. Dit heeft een verschrikkelijk gevolg, want er staat eveneens geschreven: „Dat geschiedt u van Mijn hand, in smart zult gijlieden liggen.”
Welnu dan, de Schrift spreekt hier zo duidelijk! En de gevolgen hiervan zijn zo zichtbaar!
Thomas Hooker, predikant te Hartfort (Amerika) (”De arme twijfelende christen genaderd tot Christus”, 1660)