Verlaten
Gods kinderen hebben eertijds in verzekering geleefd en nu zeggen ze met onze tekst: De Heere heeft mij verlaten…. Dit komt niet voort uit moedwillig ongeloof, want wij geloven vast dat zij die waarlijk zo zuchten met onze tekst, ware bekeerden zijn. Zij menen echter redenen te hebben voor hun twijfel. O, zij zien de zaak zo groot in dat ze die onmogelijk zichzelf kunnen toe-eigenen.Daardoor ontstaan er veel zwarigheden bij hen. Ze vinden zichzelf zo ellendig, zondig en verdorven, dat zij menen dat dit met genade niet kan samengaan. Zij zien veel dingen aan voor de zaak zelf, terwijl het daarvan de grootste vruchten zijn. Wanneer ze die niet hebben, of niet durven toe-eigenen, besluiten zij dat ze nog geen genade hebben. Ze denken dat het gezicht van hun zonden en hun berouw nog niet groot genoeg geweest is. Ja, zij worden steeds gekweld met zondige en goddeloze gedachten, die hen zeer beroeren. Zij zien ze aan voor hun eigen zonden, terwijl het inwerpingen van de satan zijn. Ook hebben ze veel twijfels over de Goddelijke waarheden die hen zo verschrikkelijk benauwen dat ze niet weten waar zij zich moeten verbergen.
Ze steunen soms: Zou ik wel uitverkoren zijn? Ik vrees dat al mijn doen maar geveinsdheid is. Ik kan niet bidden zoals het behoort. Ik geloof dat het bij mij alles maar voortkomt uit een verlicht verstand.
Johan Verschuir, predikant te Zeerijp (Selfs-ondersoek, 1740)