Niet ongeestelijk redeneren
Jesaja 55:7b,8
„Want Hij vergeeft menigvuldiglijk. Want Mijn gedachten zijn niet ulieder gedachten, en uw wegen zijn niet Mijn wegen, spreekt de Heere.”
Wacht u toch voor vleselijke, ongeestelijke redeneringen over uw geloofsstaat, die voortkomen uit de smederij van de satan. Wij gaan dan met diens hulp, uit onszelf en tegen onszelf, onszelf beoordelen.
Ik zeg u echter: wacht u voor deze list van de satan. Maak van deze zaak evenzeer een gewetenszaak als van elke andere schuld, bijvoorbeeld vloeken, overspel of doodslag. Want dit is net zo goed zonde als de hier genoemde. Al is deze zonde wellicht niet zo groot, zij is toch groter dan u denkt. Bedenk dit, neergebogen christen, want tot u spreek ik.
Dus als u op deze gronden tot de gevolgtrekking komt dat uw geval en uw staat uitzichtloos zijn, bedenk dan wel tegen hoeveel geboden u zondigt. In de eerste plaats onteert u God en het werk van Zijn genade, door te ontkennen hetgeen God voor u heeft gedaan. U spreekt ook op oneerbiedige wijze tegen Hem. Bovendien bent u een moordenaar, want u kwetst uw eigen ziel. U berooft zich vervolgens van veel troost en dus bent u een dief. U spreekt ook valse getuigenis tegen uzelf, ja, tegen Christus en de Geest van Christus en tegen het werk der genade dat reeds in u is verheerlijkt. Ook spant u met de duivel samen tegen de Heere Jezus Christus.
Zijn dat dan geen zonden?
Thomas Hooker, predikant te Hartfort (Amerika) (”De arme twijfelende christen genaderd tot Christus”, 1660)