Kloekmoedig hart
„En zij zei: Ja, Heere, doch de hondjes eten ook van de brokjes, die er vallen van de tafel van hun heren.” Mattheüs 15:27
Wij laten de stroom van verdorvenheden krachtig op ons neerstorten, zodat deze ons tenslotte zal overweldigen. Welnu, de ongelegenheid die hierdoor ontstaat, is groot genoeg om de beste christen in de wereld te gronde te richten. Want welk voordeel kan de mens uit zijn verdorvenheid behalen? Hij kan er niet meer voordeel van ontvangen dan hij reeds heeft gehad. En het is tevergeefs om naar troost te zoeken waar deze niet te verkrijgen is. Al deze dingen, ja, ook de minste ervan, kunnen ons moedeloos maken, maar zij zullen ons nooit aanmoedigen of ons een kloekmoedig hart verlenen.
Let eens op de nederigheid en wijsheid van de Kananese vrouw (Mattheüs 15). Zij volgt Christus, maar Hij geeft haar geen gehoor en tracht haar zelfs van haar stuk te brengen door haar een hond te noemen. Hij zegt namelijk: „Jullie heidenen zijn honden, maar het Evangelie van genade en zaligheid is het brood der kinderen.” Welnu, als deze vrouw enkel de woorden van Christus in aanmerking had genomen en alleen op zichzelf en op haar eigen zondigheid had gezien, dan was ze nooit gekomen om genade of vertroosting van Hem te ontvangen. Ze zegt echter: „Ja, Heere, ik ben maar een hond, maar de honden eten van de kruimels die van de tafel van hun meester vallen.” Deze uitspraak toonde haar beslistheid.
Thomas Hooker, predikant te Hartfort (”De arme twijfelende christen genaderd tot Christus”, 1660)