Varkensboer gaat dialoog blijvend aan
Nederland blijft een geschikte locatie voor varkenshouderij. De sector bezit veel kennis en de afnemers -koopkrachtige consumenten- wonen om de hoek. De economische resultaten van de varkenshouderij staan echter flink onder druk en varkensboeren krijgen veel kritiek uit de maatschappij. Onder andere wat dierenwelzijn en milieu betreft. Het kan -en moet- allemaal anders.
Het eerste maatschappelijk verslag van de vakgroep varkenshouderij van boerenorganisatie LTO is een feit. Gistermiddag droeg voorzitter Chris van Gisbergen van de vakgroep het werkstuk over aan minister Veerman van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV).
Bedrijfsontwikkeling en -groei in de varkenshouderij manifesteerden zich vooral in de jaren zeventig en tachtig. Kleine gezinsbedrijven -veelal gelegen op het schrale zand van Brabant, Limburg, Gelderland en Overijssel- grepen de kansen die de varkenshouderij hun bood met beide handen aan, zegt ”Varkenshouderij in beweging”, zoals het maatschappelijk verslag heet. Met het geproduceerde varkensvlees werden markten in heel Europa veroverd.
Toen werd het 1997. Door varkenspest en kelderende prijzen slonken de resultaten. De kritiek op de sector zwol aan. Sindsdien kromp de varkenshouderij flink in. Ten opzichte van 1997 waren er vorig jaar 4 miljoen varkens minder in Nederland. Van ruim 15 miljoen naar ruim 11 miljoen stuks. Het aantal bedrijven halveerde in diezelfde termijn, wat betekent dat vooral veel kleinere varkenshouders ermee stopten. Nog een paar cijfers om de afname te illustreren: in 1970 waren er meer dan 84.000 varkensboeren, in 1990 ruim 29.000, in 2000 nog 14.500.
Het vorig najaar gehouden nationale debat over de toekomst van de intensieve veehouderij heeft de agrarische sector goedgedaan, daarover zijn alle partijen het eens. Daarin werd bijvoorbeeld benoemd dat de varkenshouderij heel moeilijk diervriendelijk -is behoorlijk prijziger- kan produceren als vervolgens de consument in de supermarkt z’n neus optrekt voor zulke varkenslapjes, omdat die duurder zijn dan het gangbaar geproduceerde vlees.
Deze dingen mogen sinds het debat gewoon hardop gezegd worden, en dat doet minister Veerman dan ook. „Het is een fout signaal als Albert Heijn het IKB-label niet meer wil hanteren.” Want het label van IKB, dat staat voor Integrale Keten Beheersing, is volgens Van Gisbergen inmiddels uitgegroeid tot het beste kwaliteitssysteem van Europa en is goed voor garanties op het gebied van voedselveiligheid en dierenwelzijn. Als je als producent of supermarkt de consument niet goed informeert, dan is dat „een gemiste kans”, zegt Veerman.
En degene die wel schreeuwt om beter dierenwelzijn, maar vervolgens niet op een label kijkt en alleen het goedkoopste lapje uit de vitrine vist, is gewoon hypocriet. Tot nu toe treft dat oordeel 96 procent van alle varkensvleeseters, slechts 4 procent kijkt überhaupt naar een label en laat zich er eventueel door leiden naar het ”duurzaam” geproduceerde stukje vlees uit een diervriendelijke varkensstal. Voorlopig eet 99,5 procent van de mensen ”gewoon geproduceerd” varkensvlees.
Toch mag dat consumentengedrag de varkenshouders niet ontslaan van de plicht om verder te zoeken naar verbeteringen voor mens, dier en milieu, want het is nooit sterk om alleen maar naar de ander te wijzen en daarmee zelf buiten schot te blijven. Varkenshouder Jan Paassen uit Deurne: „De westerse consument gebruikt net zo veel energie als 100 Chinezen en wil drie keer per jaar op vakantie en koopt zijn bijdrage aan meer dierenwelzijn af met 25 euro voor een maatschappelijke organisatie. Toch kan de gangbare varkenshouderij zelf ook nog een grote slag maken. Bij ons zal het moeten gebeuren.”
Hij is zelf een goed voorbeeld van een innoverende boer. Groen-Labelvlees, groepshuisvesting voor zeugen, meer ruimte per dier, speelgoed in de hokken om normaal gedrag te stimuleren, steeds verdergaande mineralenreductie… „Wij moeten zelf naar verdere verbetering zoeken, in nieuwe houderijsystemen, betere mestverwerkingen, meer gaan werken in gesloten structuren. Verder zullen we de dialoog blijvend moeten aangaan met de andere partijen: de supermarktketens, de maatschappelijke organisaties en de consumenten.”
Jan Terlouw, ambassadeur van de stichting Varkens in nood, die werd opgericht na de macabere ruimingen van honderdduizenden varkens in de pestperiode, pleit voor invoering van een accijns op varkensvlees, oplopend naarmate het vlees dieronvriendelijker is geproduceerd. „Waarom zou Nederland daarbij niet wat verder kunnen gaan dan de EU vraagt? De gewetensvolle consument moet dan kopen waar hij zelf om heeft gevraagd: beter vlees.” De stichting is blij met het eerste maatschappelijk verslag, maar zou graag zien dat het tempo van de veranderingen stevig werd opgevoerd, aldus Terlouw.