Ab Weegenaar: kwarteeuw titularis van een inmiddels lege Bovenkerk
Ab Weegenaar wordt na 25 jaar nog altijd enthousiast als hij spreekt over de orgels die hij in de Bovenkerk in Kampen mag bespelen. Maar het feit dat de kerk zondags niet meer gebruikt wordt en inmiddels te koop staat, werpt toch wel een schaduw over zijn zilveren jubileum.
Na afloop van het gesprek demonstreert Ab Weegenaar (67) het machtige Hinszorgel nog even. Een enkele Fluit 4’, wijst hij bij de speeltafel. „Prachtig.” Of de Fagot 16’ van het rugwerk in de linkerhand, als lopende bas. „Heel mooi.” Ook de Vox Humana van het bovenwerk zingt de kerk in. Bij het plenum dat even later klinkt, heeft hij nog niet de helft van de registers open.
Op zo’n groot orgel –vier klavieren– moet je weten wat je wel en niet opentrekt, zegt Weegenaar, die het instrument na 25 jaar als z’n broekzak kent. „Veel organisten die hier komen, denken: hoe meer hoe beter. Maar bij het volle werk geldt juist de kunst van het weglaten. Dan blijft de klank transparant.”
Hij krijgt nogal eens organisten die graag een uurtje willen spelen; of die in de Bovenkerk een trouwdienst moeten begeleiden. „De eerste keer ga ik altijd even mee, om ze wegwijs te maken, en om even te zien hoe iemand met het orgel omgaat. In de achterliggende jaren heb ik nooit iemand geweigerd; slechts één keer het advies gegeven om die trouwdienst maar niet te doen. Het advíes gegeven. Niemand kan zeggen dat hij van mij niet op het orgel mag. Ik heb me altijd geprobeerd dienstbaar op te stellen.”
Start
Hoewel Weegenaar er liever niet te lang over praat, kan het bij een terugblik niet onbenoemd blijven dat hij destijds een „stroeve start” maakte. De organist uit Wageningen, die nog nooit in de Bovenkerk had gespeeld, werd uit 32 kandidaten aangewezen als de nieuwe hoofdorganist van de Bovenkerk. Hij mocht Willem Hendrik Zwart opvolgen, die ruim veertig jaar ambassadeur van het Hinszorgel was geweest. Velen hadden echter gehoopt dat er iemand uit de Zwarttraditie zou worden benoemd.
Weegenaar had een heel andere achtergrond. Hij was afkomstig uit Groningen en had gestudeerd bij Wim van Beek. Bovendien was hij ook actief als solofagottist in Het Gelders Orkest. De ‘romantische’ orgelschool van Zwart/Asma kende hij niet of nauwelijks.
Hoe dat ging in die eerste jaren? Weegenaar: „In eerste instantie ben ik verdergegaan met de bekende wandelconcerten die Zwart hier op zaterdagmiddag had. Ik ben ook de muziek van Jan Zwart en Feike Asma gaan spelen. Daar zitten best leuke stukken tussen, zoals ”Een vaste burcht” van Zwart, of Psalm 42 van Asma.”
Of hij Psalm 25 van Willem Hendrik weleens heeft gespeeld? Weegenaar, gekscherend: „Iemand zei: als je een schop tegen het orgel geeft, komt Psalm 25 eruit.” Serieus: „Ik heb het stuk één keer gespeeld, op verzoek van de vrouw van een president-kerkvoogd die overleden was.”
Achteraf, zegt Weegenaar, heeft hij misschien wel wat te veel ingespeeld op de wensen van een bepaalde groep. „Ik heb weleens een middagconcert met alleen maar ‘zoete tonen’ gegeven: liederen van Johannes de Heer, het ene na het andere.” Hoe hij het in die begintijd volgehouden heeft? „Er was hier toen een heel goede president-kerkvoogd, die zei: Je kunt het nooit iedereen naar de zin maken. Dat heeft me geholpen. En vergeet niet: er waren ook heel veel mensen wél blij met mijn komst.”
Samenspel
In Groningen speelde Weegenaar in zijn jeugd op al die schitterende barokorgels die de regio rijk is. Maar hij heeft zich nooit aan één stijl willen binden. „Ik begrijp collega’s niet die alleen maar Buxtehude en Bach spelen. Misschien komt dat door mijn achtergrond als fagottist. In een orkest speel je ook niet alleen Haydn.”
Op het Hinszorgel in de Bovenkerk –in feite een barokorgel– heeft Weegenaar dan ook altijd een zo’n breed mogelijk repertoire gespeeld. „Van Sweelinck tot Messiaen en Arie J. Keijzer. Het meeste repertoire komt hier prima uit de verf. Natuurlijk speel je Sweelinck liever op een orgel in middentoonstemming, en heb je bij Franck liever een instrument met zwelkast. Maar neem nou zo’n derde Choral van Franck: dat klinkt hier fantastisch.”
Niet alleen qua repertoire wil Weegenaar zich breed oriënteren, hij kijkt ook graag over het orgelmuurtje. „Veel organisten zijn alleen maar met orgelmuziek bezig. Maar ik vind het belangrijk dat je orkestraal denkt. Hoe kun je een Choral van Franck spelen als je diens symfonie voor orkest niet kent? Als ik ”Le sacre du printemps” van Stravinsky in de auto luister, gaat de radio heel hard. Zó schitterend. Laatst speelde ik in Harlingen. Een journalist schreef na afloop dat ik het orgel als een orkest bespeeld had. Dat vond ik een heel groot compliment.”
Waar Weegenaar ook aan hecht, is samenspelen. Algauw na zijn komst in de Bovenkerk doopte hij de wandelconcerten om tot zaterdagmiddagconcerten. Daarbij haalde hij orkestmusici naar Kampen, voor gezamenlijke concerten bij een kistorgel. De komst van het koororgel van Reil in 1999 –een hoogtepunt voor Weegenaar– gaf nog meer mogelijkheden voor orgel±concerten.
„Als organist zit je vaak in je eentje te spelen. Maar ensemblespel is zo leuk. Binnenkort geef ik met mijn collega Sander van den Houten, met wie ik veel samen doe, een concert in de Petruskerk in Leens. Op twee orgels, en met mijn fagot. Daar geniet ik enorm van. Wat dat betreft ben ik een echte teamspeler.”
Stadsorganist
Het jaar 2017 was een bijzonder jaar voor Weegenaar. In één en dezelfde maand werd hij benoemd tot stadsorganist van Kampen én speelde hij de laatste kerkdienst in de Bovenkerk.
Het eerste ziet hij als een bekroning. Als stadsorganist –de functie is verbonden aan muziekschool Quintus– is hij het muzikale gezicht van de stad. Sindsdien krijgt hij veel meer groepen die hij langs de Kamper orgels gidst en treedt hij ook op als adviseur van allerlei kerkelijke gemeenten in Kampen.
Het tweede heeft hij als een zwarte dag ervaren. „Heel enerverend.” Begeleidde hij voorheen op zondagmorgen in de Bovenkerk een gemeente van zo’n 700 à 800 man, sindsdien kerkt wijk B van hervormd Kampen in de Broederkerk en speelt Weegenaar daar de diensten.
Hij wijst rond in de ruimte. „Deze kerk is vogelvrij. Je kunt er zangavonden organiseren, maar ook een meubelbeurs. De kerk is nu in bezit van de protestantse gemeente Kampen, maar staat in de verkoop. Het is de vraag hoe het verdergaat als er een nieuwe eigenaar komt of als de kerk in eigendom komt van een onafhankelijke stichting.”
Weegenaar is inmiddels niet meer in dienst van hervormd Kampen; hij biedt als zzp’er z’n diensten aan aan de protestantse gemeente. Hij kan lesgeven en studeren op de orgels in de Bovenkerk. Maar als iemand de kerk wil huren, moet hij wijken. „Ik heb gelukkig de luxe dat ik ook zo in de Broederkerk en de Burgwalkerk binnen kan lopen.”
Dat hij nu zondags in de Broederkerk speelt –„ook een mooi orgel, en je hoort elkaar daar beter zingen”– en niet meer in de Bovenkerk gaat hem „ontzettend” aan het hart. „Daarvoor ben ik destijds niet uit Arnhem gekomen.” Wat hij vooral mist? „De devotie van dit gebouw. Dit orgel. Het diepreligieuze erfgoed. Het plechtige en statige. Niks ten nadele van de Broederkerk, maar het wordt daar zo gauw rommelig; je hoort bijvoorbeeld iedereen lopen op die houten vloer. Hier in de Bovenkerk was dat nooit. Hier was het stil voor de dienst. Blijkbaar kom je zo’n gebouw anders binnen; een soort automatische devotie.”
Studeren
Afspraak is dat Weegenaar tot z’n 70e aanblijft als hoofdorganist. En daarna nog vijf jaar als tweede man. „Door de onzekerheid over het gebouw is het de vraag wat je aan een opvolger kunt doorgeven. Dit is geen loeiende orgelpost meer. Ik doe nu veel met Sander van den Houten, die organist is van de Broederkerk en de Burgwalkerk. Wij zijn een perfect team. Misschien kunnen de rollen over drie jaar omgedraaid worden.”
Welke plannen de musicus nog heeft? „Ik ben fysiek gelukkig nog heel fit. Dat is belangrijk voor een organist op leeftijd. Ik probeer nog altijd veel te studeren. Voor de grap zeg ik vaak: ik ga weer studeren, want ik wil beroemd worden. Ik haal graag het onderste uit de kan. En hoe het verdergaat? Wat de toekomst brenge moge, mij geleidt des Heeren hand.”
Lees in Digibron het RD-interview met Ab Weegenaar bij zijn benoeming in 1995.
Jubileum Ab Weegenaar
Ab Weegenaar (1953) groeide op in het Groninger land. Hij kreeg zijn muziekopleiding –fagot en orgel– aan het conservatorium in Groningen. Hij ging aan de slag als fagottist, eerst bij het Noordelijk Filharmonisch Orkest, vervolgens bij het Residentie Orkest en aansluitend bij Het Gelders Orkest.
Als kerkorganist is Weegenaar inmiddels vijftig jaar werkzaam: de eerste 25 jaar speelde hij in Roodeschool, Zeerijp, Groningen, Eelde, Leidschendam, Arnhem en Wageningen. Een kwarteeuw geleden, in 1995, kwam zijn benoeming als titularis van de Bovenkerk in Kampen, waar hij Willem Hendrik Zwart opvolgde, die vanwege het bereiken van zijn 70e verjaardag na ruim veertig jaar stopte.
Weegenaar maakte de achterliggende jaren in de Bovenkerk diverse orgel-cd’s, met improvisaties en muziek van onder anderen Walther en Krebs. Zijn laatste opname kwam uit de Kamper Buitenkerk, waar hij op het Hinszorgel werken van Pachelbel vertolkt.
De organist viert zijn dubbele jubileum met een concert in de Bovenkerk op donderdagavond 2 juli. Hij speelt op beide orgels een programma met werken van onder anderen Andriessen, Vierne, Alain en zichzelf. Het concert begint om 20.00 uur; reserveren is verplicht.
Meer informatie: www.debovenkerk.nl/orgelconcerten