Het wordt minder zeker in pensioenland
Het kabinet, vakbonden en werkgevers werden het vrijdag eens over een nieuw pensioenstelsel. Vijf vragen.
Wat is de belangrijkste verandering met het bestaande stelsel?
Het aanvullend pensioen waar de meeste Nederlanders voor sparen, wordt minder zeker. In plaats van een harde toezegging komt op ons jaarlijkse pensioenoverzicht straks een verwachting te staan. Als het goed gaat met de economie, verdienen pensioenfondsen meer op hun beleggingen en kunnen de uitkeringen omhoog. Maar als het slecht gaat, gaan ze omlaag. Een voorbeeld: uw huidige pensioenoverzicht meldt dat u vanaf uw pensioendatum bovenop de AOW 12.000 euro per jaar ontvangt. Straks staat daar zoiets als: „U ontvangt naar verwachting 12.000 euro. Bij gunstig rendement is dat mogelijk 14.000 euro, bij tegenvallend rendement misschien slechts 10.000 euro.”
Wat is er voor de huidige gepensioneerden afgesproken?
Zij gaan er in 2021 niet of minder op achteruit dan verwacht. Het zag er namelijk naar uit dat de meeste pensioenfondsen op de uitkeringen zouden moeten korten. Dat hangt af van de zogeheten dekkingsgraad. Als die lager is dan 100 procent, dan kan een fonds zijn toezeggingen aan de aangeslotenen in de toekomst niet nakomen en moet het verplicht korten. Het kabinet heeft toegezegd dat korten toch niet hoeft als de dekkingsgraad op 31 december niet lager is dan 90 procent (dit betekent dat een fonds 90 cent in kas heeft voor elke euro die het aan pensioenuitkering heeft beloofd). Op dit moment zitten door de coronacrisis veel fondsen daar trouwens nog onder.
Het nieuwe stelsel gaat, zo is de bedoeling, in 2026 in. Vanaf dat moment is er meer kans op indexatie: verhoging van de pensioenuitkeringen. De afgelopen tien jaar kwam het daar meestal niet van, terwijl het leven wel duurder werd (inflatie). Gepensioneerden gingen er in koopkracht dus op achteruit. Als een pensioenfonds in de nieuwe regeling goed rendeert, kan het sneller dan nu tot indexatie besluiten.
Of er in de overgangsperiode tussen 2022 en 2026 wel of niet gekort wordt, is nog onduidelijk.
Wat betekent de deal voor actieve deelnemers: de mensen die op dit moment in loondienst zijn?
Zij gaan voor hun eigen potje sparen. Iedereen betaalt straks dezelfde premie, onafhankelijk van zijn leeftijd. De zogeheten doorsneesystematiek verdwijnt: jongeren hoeven niet meer te betalen voor ouderen, wat nu nog wel het geval is. Zij krijgen daardoor meer pensioen voor hun premie, ouderen minder.
De hoogte van de premie die iedereen inlegt, wordt bepaald op basis van het verwachte rendement. In de praktijk betekent dit dat de premies minder zullen stijgen. Dat is precies de bedoeling, want het oude stelsel dreigde onbetaalbaar te worden.
Jongeren betalen niet meer voor ouderen, maar wat betekent dat dan voor oudere werknemers?
Werknemers boven de pakweg 55 jaar hoeven niet bang te zijn dat hun pensioenaanspraken opeens fors worden verlaagd. Zij hebben al een lange tijd voor hun pensioen gespaard. Maar voor de groep tussen pakweg 35 en 55 jaar dreigt een gat te ontstaan, dat niet door bijdragen van jongeren wordt opgevuld. Zij lopen naar schatting 60 miljard euro aan pensioenvermogen mis. Naar verwachting kunnen de meeste fondsen dit opvangen, anders komt er een compensatie. Het is dus de bedoeling dat niemand achterblijft.
Hoe zit het met de pakweg 1 miljoen werkenden die via een verzekeraar pensioen opbouwen?
Afgesproken is dat zij hun opgebouwde rechten behouden en onder het oude stelsel blijven. Nieuw personeel gaat wel volgens de nieuwe regels sparen. De brancheorganisatie, het Verbond van Verzekeraars, heeft die tweedeling inmiddels onwerkbaar genoemd en wil een andere oplossing.