De stad
In een stad merkt men de grootheid en de heerlijkheid aan de muren, de poort, de straten en de tempel. Al deze dingen worden hier door de Heilige Geest afgebeeld. In deze stad is geen stenen tempel, want God almachtig is zijn tempel. Daar is het Lam Jezus Christus, tot Welke alle uitverkorenen worden vergaderd als tot hun hoofd. Daarom volgen zij Hem, waar Hij heengaat.De ruimte van deze stad is zeer groot en geschikt om al de uitverkorenen te bevatten. Het licht van de stad is gestadig en behoeft niet het licht van de zon of van de maan. De klaarheid van de majesteit van God verlicht hem en zijn kaars is het Lam, in Wiens persoon de stralen van de heerlijkheid van God blinken. De engelen hebben in hun verschijning op de aarde licht gegeven. Wat zullen wij dan zeggen van de majesteit van God, Die Zelf het licht zelf is?
Bezie nu het schone gezelschap dat in deze stad is. Vooreerst wonen daar God almachtig en Jezus Christus de Middelaar, onze eerstgeboren broeder. Daar zijn ook miljoenen engelen en ook de gemeente van de eerstgeborenen, die in de hemel geschreven zijn. Dat zijn alle uitverkorenen, ja allen die gewassen zijn in het bloed van het Lam. Daar zal honger noch kommer zijn; hitte noch koude. Want hun ogen zullen aanschouwen de heerlijkheid van God en het Lam. Deze bruiloft zal niet zijn voor enige dagen, maar voor eeuwig.
G. Udemans, predikant te Zierikzee (Christelijke bedenkingen voor een gelovige ziel, 1643)