Vonne van der Meer: Op een eiland kunnen emoties hoog oplopen
Het aan- en afmeren van drie veerboten per dag bepaalt volgens schrijfster Vonne van der Meer het ritme op het eiland. Eenmaal op weg naar Vlieland worden reizigers gedwongen alles los te laten. In haar trilogie ”Eilandgasten”, ”De avondboot” en ”Laatste seizoen” maakt ze hier geregeld gebruik van. „Je bent hier en je blijft hier. Dat je niet zomaar weg kunt, maakt een eiland tot een snelkookpan van gevoelens.”
Nee, we hebben geen witte anjer in onze revers gestoken of een ander teken afgesproken waaraan we elkaar op de middagboot naar Vlieland kunnen herkennen. Ik heb alleen wat fotootjes op de achterflappen van boeken die ik van Vonne van der Meer in de kast heb staan grondig bestudeerd. Sommige zijn al heel oud. Ze moet inmiddels 67 zijn, heb ik berekend. De pensioengerechtigde leeftijd voorbij. Zo gelijk maar eens vragen of ze al aan stoppen denkt.
Ik zie haar nog voordat ze een plaatsje op het dek heeft gevonden. Een regenjas, stevige stappers en een leren weekendtas. Blonde halflange haren, met wat grijs erdoor. Ik herken haar vooral aan haar ogen. Vriendelijk maar indringend. Ik kan me gelijk voorstellen dat ze mensen observeert, doorvorst en psychologisch fijnzinnig kan beschrijven. Dat klinkt boeiend maar voelt tegelijkertijd een beetje eng. Alsof ik straks de volgende eilandgast ben die in een van haar boeken zal figureren.
Ze moet erom lachen. Van die angst hebben meer mensen die haar ontmoeten last, zegt ze. Maar natuurgetrouwe portretten van mensen die ze kent vind je volgens haar niet in haar boeken. Heel soms denken mensen zichzelf te herkennen. „Ik haal de inspiratie uit mezelf, m’n omgeving, m’n mensenkennis en mijn fantasie. Met die elementen bouw ik personages op. Als schrijver moet je bereid zijn diep in jezelf af te dalen en ook je onaangename kanten bloot te leggen in je personages. Dat maakt dat mensen zich herkennen.”
Zodra de MS Vlieland om twee uur uit Harlingen wegvaart, loopt Vonne van der Meer naar het restaurant in de boeg van het schip. Ze bestelt twee kopjes thee. En een krant. Als je vaak met de boot gaat, ontstaan er volgens haar vanzelf vaste rituelen.
Ze kijkt om zich heen en verbaast zich over de drukte. Niet vanwege de coronacrisis, want als we begin oktober vorig jaar onze gezamenlijke trip naar Vlieland maken, hebben we nog geen idee wat dit virus teweeg zal brengen. Het gaat haar nu over de dag van de week. „Meestal zijn er op maandag niet zo veel mensen. Zeker niet als er niet al te best weer wordt verwacht.”
Dit uitstapje naar haar geliefde Waddeneiland is voor de auteur geen vakantiereisje. Ze hoopt er te gaan schrijven, zoals ze regelmatig doet. En het bijzondere is: de komende 24 uur mag ik met haar mee. Ze laat graag zien waarom dit eiland haar zo lief is. En welke invloed het op haar boeken heeft gehad.
Nieuwste boek
Halverwege de anderhalf uur durende tocht pakt ze haar nieuwste boek uit de tas. Een boek in wording, beter gezegd. Voor haar ligt een A4-ringband. Elke linkerpagina is leeg gelaten, om er aanwijzingen of aanvullingen op te kunnen zetten. „Ik geloof in het voorlopige van het handschrift. Natuurlijk heb ik een idee van hoe een verhaallijn gaat lopen, maar ben ik in de schrijffase, dan kan ik nog vrij veel zijpaden inslaan. Pas als ik helemaal tevreden ben, typ ik een hoofdstuk uit. Dat voelt als een beloning.”
De kustlijn van Vlieland is inmiddels in zicht. Vonne van der Meer staat op en loopt naar de voorkant van de boot, waar ze door het raam naar buiten kan kijken. Ze wijst naar de zeehonden die op een zandplaat nog net een straaltje zonlicht meepakken. En even later naar links. „Dáár ergens staat ons huisje.”
Het gaat niet om Duinroos, de vakantiewoning die in haar trilogie over Vlieland zo’n grote rol speelt. Dat huisje is verzonnen. Het onderkomen dat ze nu bedoelt, is er gekomen dankzij haar eilandboeken. Alleen al van het eerste boek, ”Eilandgasten”, is inmiddels de 45e druk verschenen.
Die druk kwam eind vorig jaar als een trilogie uit, samen met ”De avondboot” en ”Het laatste seizoen”. Aan die uitgave moest ze even wennen. „Heel lang heeft ”Eilandgasten” een oeromslag gehad, met schelpen. Bij deze druk wilde de uitgever er een modernere invulling aan geven. Weer een schelp, maar veel gestileerder. Ook erg mooi.”
Eerste gast
De route naar het huisje loopt vanuit de haven via het dorp door het bos. Vonne van der Meer neemt de bus, ik volg haar even later op een gehuurde fiets. Als ik haar weg zie rijden, moet ik aan Dana denken, de eerste gast van Duinroos. Ze pakte samen met haar zoontje Floris de lijnbus –haar man Chiel zou later komen– en voelde zich wat gespannen omdat ze geen idee had hoever het vakantiehuisje van de veerpont vandaan lag en wat ze er precies zou aantreffen.
Zo’n zelfde soort spanning voel ik nu. Het begint al wat te schemeren als ik het schelpenpaadje van het schrijfhuis oprijd en mijn Gazelle tussen de duinrozen parkeer. De beschrijving klopte.
Vonne van der Meer stalt de boodschappen die ze net in het dorp kocht op het aanrecht uit. De sinaasappels gaan in een fruitschaal, de biscuitjes in een koektrommel met boten. Koffiezetten doet ze met de hand. Met een dik oliejack en leren laarzen aan –haar vaste kledingstukken tijdens een winterverblijf op Vlieland– is het achter de glaswand op het terras nog net te doen. De koffiemokken verwarmen onze handen. Een meeuw landt op een paaltje op het tuinpad en hupt onze richting op. Als het hem te heet onder de poten wordt, vliegt hij weg. Naar de zee, die als je goed luistert te horen is.
„Heerlijk hè?” verzucht ze. „Als ik hier alleen ben, kan ik me van alles afsluiten en me helemaal op het schrijven richten. Ik sta op, wandel een stukje langs het strand en zak zo in m’n boek.” Dat haar nieuwste werk, dat in de loop van 2021 uit zal komen, zich in Amsterdam en op de Veluwe afspeelt, maakt voor haar geen verschil. „Het gaat erom dat ik hier niet afgeleid word. Ik sta met de personages op en ga ermee naar bed. Dan ga je je vanzelf met hen vereenzelvigen.”
Gastenboek
Het huisje is eenvoudig maar biedt uitzicht op de duinen. Ze wil liever niet dat het voor de krant op de foto wordt gezet. Bang dat er straks, net als na het uitkomen van de boeken twintig jaar geleden, hordes toeristen op zoek gaan en haar rust zal verdwijnen.
Anders dan Duinroos is dit geen huurhuis. Alleen enkele familieleden, vrienden en vaste huurders maken er gebruik van. Een gastenboek, iets wat de bezoekers van Duinroos aan elkaar verbindt, ontbreekt. Een briefje op de deur van de badkamer waarin de eigenaars vragen geen onnodig water te verspillen doet denken aan een tegeltje op de wc in Duinroos. Daar houdt volgens de schrijfster de vergelijking op. „Voordat ik begon te schrijven heb ik een schets van Duinroos gemaakt op basis van huizen die ik kende. Ik ben nog altijd bang dat als een architect het huis op basis van mijn boeken natekent, hij meteen ziet dat het zo instort.”
De zonnestralen worden langer. Tijd voor het diner. Vonne van der Meer belt of er een plekje vrij is in strandpaviljoen ’t Badhuys. Dat blijkt het geval. Het is niet ver lopen naar de duinrand. We bestellen vis en ginger ale. En kijken minutenlang vanaf ons tafeltje aan het raam naar het ritme van de branding.
Water speelt een belangrijke rol in haar leven. Als het maar even kan, trekt ze tussen mei en oktober elke morgen baantjes. Thuis in Amsterdam, waar ze een duik neemt in de Sloterplas. En hier, in zee. Omdat het er vandaag nog niet van is gekomen, hoopt ze vanavond nog even het zwembad in het naastgelegen hotel te bezoeken.
Vlieland is een eiland. Welke invloed heeft dat op uw boeken gehad?
„Het gegeven van drie aanmerende en vertrekkende veerboten per dag bepaalt op een eiland het ritme van het leven. Tijdens de overtocht begint het proces van loslaten. Je bent hier en je blijft hier. Dat maakt een eiland tot een snelkookpan van gevoelens. Dat zorgt ervoor dat je hier helemaal tot rust kunt komen. Maar ook dat een situatie kan exploderen als je ergens mee worstelt of in een crisis zit.”
Een eiland is omringd door de zee. Ook die speelt in uw boeken een grote rol. Waarom?
„De zee doet veel met een mens. Door het zien en horen van het overweldigende van al dat water wordt alles in je omgewoeld. Rouw is extra pijnlijk als de wind om je heen buldert. Gevoelens worden intenser. Een vriendin van me die nog niet zo lang weduwe is, kwam terug van het strand met tranen in haar ogen. Dat doet de zee. Daar is het ”jij en je verdriet”.
Wandelen langs het strand kan mensen ook tot inzichten brengen die ze daarvoor niet hadden. Daarvan maak ik als schrijver gebruik. Zo durft Martine, een van de personages in ”Eilandgasten”, als ze midden in de nacht in de regen langs het strand loopt misschien wel voor het eerst toe te geven dat ze verdriet heeft over de abortus die ze heeft ondergaan. Ze geeft haar kind alsnog een naam.”
Vindt u het belangrijk dat uw personages tot een dergelijk inzicht komen?
„In een roman of verhaal moet voor mij een wending zitten. Anders heb je geen verhaallijn. Het kan gaan om een kleine verandering in het denken van mensen of een belangrijk inzicht. Of als het een verdrietig inzicht is: een kiertje licht. Het is net als in het gewone leven. Je gaat toch ook niet slapen zonder de ruzie met je man of kind bij te leggen? Zo wil ik mijn personages niet diep in de put achterlaten, en daarmee ook de lezer. Toen ik destijds lezingen hield over ”Eilandgasten” kreeg ik altijd vragen over Leo, de weduwnaar die zichzelf wil verdrinken maar het uiteindelijk niet doet. Hoe is het nu met hem? Alsof het mijn buurman is met wie ik wekelijks contact heb. Mijn redacteur zag er niets in maar ik heb Leo in ”Avondboot” even op laten duiken om die vraag te beantwoorden: Het gaat nu veel beter met hem.”
Veel leerlingen van reformatorische scholen zetten uw boeken op hun leeslijst. Wat vindt u daarvan?
„Fijn natuurlijk. Ik ken zelf in mijn naaste omgeving in Amsterdam weinig reformatorische christenen. Maar merk wel dat mijn romans door veel van hen goed gelezen worden. Ook word ik soms op reformatorische scholen uitgenodigd om iets over mijn schrijverschap te vertellen. Tijdens die lessen leg ik altijd uit dat ik geen specifiek christelijke boeken schrijf, maar dat die waarden wel in mijn boeken zitten. Dat gebeurt vanzelf. Dat hoef ik niet te forceren.”
Er zijn mensen die moeite hebben met de zinnelijke beschrijvingen van de zonde in uw boeken. Hoe kijkt u daartegen aan?
„Als je gelooft dat de mens geneigd is tot alle kwaad, dan moet je dat ook in een boek laten zien, vind ik. En mensen niet oppoetsen. Dat gebeurt in onze wereld waarin mensen massaal op sociale media zitten al veel te veel. Ergeren mensen zich, dan beschrijf ik dat. Zijn ze ijdel of jaloers? Dan beschrijf ik dat. En ook als ze iemand begeren, laat ik dat in mijn boeken zien. Soms zinnelijk ja. Maar overspel zal in mijn boeken nooit tot veel goeds leiden, zo van ”volg je hartstocht, je leeft maar één keer”. Ik wil dat de lezers zelf hun conclusies trekken. En ten enenmale nooit een moraal voorkauwen. Daar is literatuur niet voor.”
We nemen afscheid voor vandaag. „Een goede nacht”, wenst ze me toe. Vanuit de wetenschap dat de eerste nacht op Vlieland vaak wat onrustig verloopt. „Door de zeelucht slapen mensen diep. Dat wil nog weleens heftige dromen geven, ook weer zo’n gegeven waar je als schrijver veel aan hebt.”
Flink trappen
De fiets die Vonne van der Meer de volgende dag uit de schuur haalt, staat hier duidelijk al jaren. Het is een degelijk exemplaar. Geen versnellingen. Terwijl ze even later toch flink moet trappen, de duinen door. Van fietsen met een accu gruwt ze. „Zolang het me lukt, blijf ik dit doen”, verklaart ze. „Goed voor de conditie.”
Terwijl we samen door de omgeving toeren, komen haar boeken tot leven. We fietsen langs Hotelletje De Veerman en ze wijst naar rechts. „In dit pension zat ik regelmatig toen ik mijn eilandboeken schreef.” Dat was nog voordat een eigen huis in zicht kwam. En na haar kampeeravontuur. „De familie van mijn man ging jaarlijks naar kampeerterrein De Lange Paal op Vlieland. Dus ging ik mee toen ik hem leerde kennen. Ik was van huis uit geen kampeerder, maar ik ging van dit eiland houden. En zelfs kamperen in een tent bleek ik leuk te vinden. Ik schreef mijn eerste gedeeltes van ”Eilandgasten” op een laag duinstoeltje of een picknickbank aan het wad.”
Ze wijst naar een zwart huis aan het eind van het pad. „Dit huis had ik in gedachten als Duinroos”, vertelt ze. Tijdens het schrijven bleek het te groot. „Ik moest een huisje bedenken dat zowel door gezinnen als door mensen alleen gehuurd kon worden.”
Even verderop stopt ze bij de zilverabeel langs het pad richting het bos. Ze draait een van de bladeren om. „Als de wind erlangs gaat, zie je de grijze achterkant oplichten.” En daar is opeens personage Nils, die zijn werk op kantoor belangrijker vindt dan zijn vrouw en gezin. In ”Eilandgasten” fietst hij langs dezelfde struiken. Nils denkt dan aan geld. „Wat een personage ziet, vertelt iets over zijn binnenwereld.”
Als ik even later de middagboot terug neem, blijf ik met één vraag in mijn hoofd zitten die ik vergeten ben te stellen. Of ze al aan stoppen denkt? Ik vermoed zomaar dat ik het antwoord al weet.
Vonne van der Meer
Vonne van der Meer wordt in 1952 in Eindhoven geboren. Ze is het jongste kind in een gezin van drie. Na haar eindexamen volgt ze de regieopleiding aan de Amsterdamse Theaterschool. Vanaf 1978 regisseert ze tien jaar lang toneelstukken bij diverse gezelschappen. In 1985 verschijnt haar eerste verhalenbundel ”Het limonadegevoel en andere verhalen”, waarna ze ongeveer elke twee jaar een boek uitbrengt. De roman ”Eilandgasten”, die in 1999 uitkomt, wordt als haar doorbraak gezien. Haar laatstverschenen roman is ”Vindeling”, die in 2019 verschijnt. Vonne van der Meer besluit zich in 1994 bewust aan te sluiten bij de Rooms-Katholieke Kerk. Ze is getrouwd met Willem Jan Otten, die ook schrijver is. Samen hebben ze een zoon en twee kleinkinderen.