Vernieuwing
Hebreeën 12:14
„Jaagt de vrede na met allen en de heiligmaking, zonder welke niemand de Heere zien zal.”
Deze vernieuwing in allerlei wandel en dit onder de wet Gods zijn in alles: dat is die heiligheid zonder welke niemand God zien zal (Hebreeën 12:14). Men moge zich niets inbeelden: maar tenzij men tracht zich voor God beproefd voor te stellen in alle welbehaaglijkheid en enig inwendig getuigenis van oprechtheid hieromtrent te verkrijgen, zo zal men zijn hart voor Hem niet verzekeren. Het getuigenis van het geweten is de gelovigen tot blijdschap (2 Korinthe 1:12). Hieraan kennen wij dat wij Hem gekend hebben, als wij Zijn geboden bewaren (1 Johannes 2:3). Wij hebben geen vrijmoedigheid tot God indien ons hart ons veroordeelt (1 Johannes 3:20-21).
Dit is het nieuwe schepsel, omdat God het beginsel van een nieuw geestelijk leven in het hart heeft gelegd, waardoor het nieuw wordt en daden van een nieuw leven voortbrengt, zodat hij gekeerd is tot de gehele wet. Aan de ene kant tot de geboden die de zonde verbieden: zoals tegen verborgen zonden; men wil bijvoorbeeld geen struikelblok leggen voor de blinde (Leviticus 19:14). Tegen kleine zonden, die bij velen geacht worden als het minste der wet, tegen geestelijke zonden, als onreinheid van de geest (2 Korinthe 7:1), tegen zonden van nalatigheid zowel als van bedrijf, omdat men ook daarnaar geoordeeld zal worden (Mattheüs 25 42-44); als tegen zonden van karakter en houding, die derhalve zijn als rechter oog en hand (Mattheüs 5:29).
William Guthrie, predikant te Fenwick (”Des christens grote interest”, 1668)