RIVM mag tijdelijk zendmastdata gebruiken in strijd tegen corona
Het RIVM krijgt toestemming om geanonimiseerde gegevens van telecomzendmasten te gebruiken om te bepalen of maatregelen tegen verspreiding van het coronavirus versoepeld, of juist verscherpt moeten worden. Het kabinet maakt dat met een tijdelijke noodwet mogelijk.
Nu de coronamaatregelen worden afgeschaald, heeft het RIVM data nodig waarmee snel zaken als drukte en reispatronen in kaart kunnen worden gebracht. Nu worden belangrijke besluiten nog genomen op basis van onder meer het aantal besmettingen en ziekenhuisopnames, maar daar zit enkele weken vertraging in.
Met de zendmastdata kan het RIVM bij een toename van het aantal besmettingen in een gebied sneller handelen, door de regionale GGD te waarschuwen. Hierdoor kunnen maatregelen tijdig worden bijgesteld, om te voorkomen dat het virus zich verder verspreidt en de zorg overbelast raakt.
De gegevens maken het bovendien mogelijk gericht maatregelen te versoepelen of aan te scherpen. Als bijvoorbeeld blijkt dat op een zaterdagmiddag veel mensen uit Rijswijk in Delft zijn geweest, of omgekeerd, dan kan dat relevant zijn voor de GGD in die regio. Maar het hoeft geen gevolgen te hebben elders in het land.
De onherleidbaar gemaakte gegevens worden door statistiekbureau CBS dagelijks verwerkt tot rapporten voor het RIVM. Beide partijen zijn verplicht de gegevens te vernietigen, zodra het RIVM die niet meer nodig heeft in de strijd tegen het coronavirus.
Het kabinet maakte dit plan drie weken geleden al bekend, maar werd toen direct teruggefloten door de Autoriteit Persoonsgegevens (AP), die er nog niet over was geraadpleegd. „Wij hebben steeds gezegd: de inzet van telecomdata is in de huidige wetgeving niet toegestaan’, zegt voorzitter Aleid Wolfsen.
Over het uiteindelijke wetsvoorstel is de privacywaakhond eveneens kritisch. De kans dat de gegevens toch herleidbaar zijn, is volgens de AP aanwezig. Daarom zal zij de in de wet genoemde privacywaarborgen „goed moeten bestuderen”.
De noodwet geldt voor een jaar, en kan daarna met periodes van maximaal twee maanden worden verlengd. Elk half jaar worden nut en noodzaak besproken met de Tweede Kamer.