Dagje buiten op de zware kleigrond
Een beetje boer is meer buiten dan binnen. Burgers die op hun manier óók wel eens outdoor-activiteiten willen doen, kunnen terecht bij Jos Akkermans. De akkerbouwer uit Heensche Molen heeft zijn bedrijf stap voor stap tot ”outdoor centre” omgebouwd. Het nieuwe seizoen moet de grote sprong voorwaarts brengen.
Na zo’n vijftien jaar boeren liep Akkermans eind jaren tachtig op tegen de vraag: Hoe nu verder? Niet dat zijn nabij Steenbergen en het eiland Tholen gelegen bedrijf in het slop zat. De aardappelen, tarwe, suikerbieten en graszaden wilden best gedijen op de zware West-Brabantse kleigrond. „Maar er zal wel iets moeten gebeuren, dacht ik. Mijn bedrijf telt 25 hectare grond. Een akkerbouwer moet toch wel zo’n 100 hectare hebben om rendabel te kunnen blijven boeren.”
Jos en zijn vrouw Mimi bogen zich eens over mogelijke alternatieven. Varkens en kippen vielen buiten de boot. Voor het stapelen van dieren voelden de akkerbouwers zich niet in de wieg gelegd. Dan maar liever mensen op het erf. „We kwamen op het simpele gegeven dat we grond hebben, dus waarom zouden we geen kampeerterrein aanleggen?” Omdat, om een voor de hand liggend bezwaar te noemen, de omgeving toeristen weinig te bieden heeft. Vriendelijk uitgedrukt.
Akkermans liet zich niet uit het veld slaan. „Deze streek is geen Zeeland, Limburg of Drenthe. Maar Antwerpen, Rotterdam, Bourgondisch Bergen op Zoom - je zit wel overal dichtbij. Daarbij wilden we bewust een natuurkampeerterrein aanleggen, niet zomaar een gelegenheid voor kamperen bij de boer. De meeste natuurkampeerterreinen liggen ver uit de buurt. We wilden veel mensen trekken die daarvan gebruikmaken. Op die manier meenden we een gat in het netwerk te kunnen opvullen.”
Zoals dat gaat, van het een komt het ander. Wat weerhoudt kampeergasten ervan te gaan varen in de Steenbergse Vliet? Of te fietsen in de omgeving? Voorzien in de behoefte aan activiteiten, betekende investeren. „Om volume te creëren, schaften we vijftig kano’s aan. Zo konden we de blik meteen naar dagrecreanten verleggen. Koffie, lunch - de volgende stap was het aanbieden van dagarrangementen.” Tegen de achterwand van de koelcel kwam een klimwand, in de aardappelschuur konden bezoekers boogschieten.
Dat klinkt heel geweldig, maar intussen sloot Akkermans de eerste zes jaar keer op keer met verlies af. „We werkten ontzettend hard, maar hadden nauwelijks inkomsten. Toch hebben we geen moment de moed verloren. Voor onszelf wisten we: Dat gaat lukken.” Daar dachten de boeren in de omgeving wel anders over. Hoofdschuddend keken zij toe hoe Akkermans steeds meer werk in handen gaf van zijn broer uit Sint Annaland en de loonwerker, terwijl hij intussen naliet te investeren in zijn machines.
„Je hebt iets voor ogen, je wilt iets bereiken. Want al maakten we verlies, de eerste jaren hadden we prachtige zomers. Doordat we veel publiciteit kregen, hadden we genoeg aanloop. Steeds moesten we weer zien hoe we de zaak levendig konden houden. We merken goed dat de consument verwend is. Een dag weg met de kano is er niet meer bij. Na een uur wil men wat nieuws.”
Om aan het zapgedrag tegemoet te komen, verscheen er na een poosje een klein touwparcours op het terrein. „Er is een grens”, zegt Akkermans. „Gemotoriseerde lawaaisporten komen er bij ons niet in. Ook voor een activiteit als ”paintball” (soldaatje spelen met ’verfgeweren’ in een duistere fabriekshal) ben ik huiverig. Tja, in het begin wisten we feitelijk niets van toerisme of de markt. We hebben ons alles in de loop van de jaren aangeleerd.”
Zo dacht Akkermans in het begin te veel als boer. Je investeert een bedrag en hoopt met keihard werken na aftrek van de kosten een bedrag over te houden. „Dan neem je na zeven jaar, als de eerste zwarte cijfers zich aandienen, iemand in dienst, en merk je dat het rekenen van uren een heel ander licht op de zaak werpt. We hebben bewust voor een goede bedrijfsvoering gekozen. In het outdoor-gebeuren gaat namelijk nogal wat zwart om.”
Hij pakt een dikke map uit de kast, slaat hem open. „Een goede bedrijfsvoering houdt nadrukkelijke aandacht voor veiligheid in. Voor iedere activiteit hebben wij instructies en een risicoanalyse. Onze medewerkers, twee vast en twintig oproepkrachten, moeten voortdurend vooruitdenken. Als iemand dát doet, kan dát gebeuren en kan dát fout gaan. Wij zijn in het bezit van de TÜV-veiligheidscertificaat van branchevereniging VeBON. We werken nu aan de kwaliteitsnormering voor ISO 9001.”
Het touwparcours werd het slachtoffer van de strenge eisen. Akkermans heeft daarvoor in de plaats onlangs een ”high-rope course” laten bouwen, een uit de kluiten gewassen klim- en klauterconstructie van 12 meter hoog. „Dit hadden we veertien jaar geleden ook niet kunnen denken.” De diverse overheden hebben tot dusverre alle medewerking verleend, zodat vergunningen geen probleem vormden.
Momenteel maakt het voormalige akkerbouwbedrijf zich op voor wat Akkermans als de grote sprong voorwaarts beschouwt. De 1100 vierkante meter schuurruimte is vorig jaar voor het laatst in gebruik geweest als opslagruimte. Er komen vergaderruimten in, een grand café, een professionele klimwand, een ruimte voor boogschieten, kantoorruimte -„Mimi is er zo hard aan toe dat we ons huis weer terug krijgen”- en eindelijk een professionele entree.
„Goede initiatieven komen vanzelf tot bloei”, zegt Akkermans terwijl hij uitkijkt over de door de zon beschenen kluiten. „Een beangstigende ontwikkeling vind ik dat er nu plotseling allemaal potjes met geld voor toerisme een recreatie beschikbaar komen. Ik durf de concurrentie met eendagsvliegen wel aan, maar voor de sector als geheel is het een bedreiging.”
„Ik geef boeren die iets dergelijks willen opstarten het advies eens heel goed naar zichzelf te kijken. Witlof, varkens - in de landbouw hebben we te vaak gezien dat we met z’n allen tegelijk hetzelfde wilden doen. Op de keper beschouwd ben ik nooit in hart en nieren een boer geweest. Het was voor mij niet de enige manier van leven. Het kriebelt niet. En toch. Vroeger had ik een hekel aan wieden. Nu zou het voor mij vakantiewerk zijn.”