De lange schaduw van de Holocaust
Salomon Joseph Sarfaty sprak nooit over de oorlog. Toch voelde dochter Milka feilloos aan dat hij een ondraaglijk pak meedroeg. Het zette ook op haar leven een stempel. „We moesten vader níét lastigvallen en al helemaal geen vragen stellen over zijn verleden.”
Voor haar naam is Milka Sytsma-Sarfaty (57) haar ouders nog altijd dankbaar. Die klinkt niet alleen melodisch, Milka was ook de grootmoeder van Rebekka, een van de stammoeders van Israël. „Ze fascineert me vooral door al die jongens die ze kreeg: Uz, Buz, Kemuël… De rest kan ik nooit onthouden.”
De inwoonster van Ede groeide op in Eindhoven, waar haar vader werkzaam was bij Philips. „Ik had twee broers boven me en twee broers onder me. Toen ik elf jaar was, kwam er tot mijn vreugde een zusje bij.” In de gereformeerd vrijgemaakte kerk van Eindhoven stonden de Sarfaty’s bekend als modelgezin. „De werkelijkheid was dat we zo zijn gedrild. Mijn vader had een kort lontje en kon weinig hebben.”
Moeder Sarfaty probeerde haar man zo veel mogelijk te ontzien. Dat werd ook van het kroost verwacht. „We moesten vader níét lastig vallen en al helemaal geen vragen stellen over zijn verleden. Een puberteit kende ik niet, die heb ik waarschijnlijk onderdrukt. Omdat mijn ouders het al moeilijk genoeg hadden, ook mijn moeder. Ze was een halfjaar toen haar vader werd opgenomen in een psychiatrische inrichting. Daar is hij 25 jaar geweest.”
Voor haar zusje fungeerde Milka als tweede moeder. „Mijn moeder was bijna 42 toen ze werd geboren. Ik had het idee dat ze het een beetje had gehad met zorgen en opvoeden. Vooral het zorgen heb ik onbewust van haar overgenomen. Mijn ontwikkeling is daardoor helemaal scheef gelopen.”
Depressief
Na de geboorte van haar eigen kinderen raakte ze depressief en angstig. Twaalf jaar lang volgde ze allerlei vormen van therapie; drieënhalf jaar in het Joodse Sinaï Centrum. Het leverde weinig op. „Ik was vooral druk met zorgen voor anderen in de groep, om maar niet met mezelf bezig te hoeven zijn. Het liefst had ik een groot gezin gehad, net als de Milka naar wie ik ben vernoemd, maar dat kon ik niet aan. Het bleef bij twee dochters, van wie er een Rebekka heet. Vanuit mijn eigen jeugd wist ik één ding heel zeker: mijn gezin mag niet onder mijn depressie lijden.”
Als ze terugblikt op haar jonge jaren, stelt ze vast dat haar ouders zich op het kerkelijk leven hebben gestort om hun trauma’s te verdringen. „Ook de familie had een grote plaats in hun leven. Mijn vader had twee zussen, tien en twaalf jaar ouder dan hij. Vijf jaar terug zijn ze zes weken na elkaar overleden.”
De Joodse afkomst van haar vader kwam thuis in niets tot uitdrukking. „Op de middelbare school was een klasgenote enorm geïnteresseerd in zijn achtergrond, maar daar kon ik vrijwel niets over vertellen. Het verbaasde me dat zij daar zo veel belangstelling voor had. Ik wist alleen dat zijn ouderlijk gezin zich in 1943 moest aangeven bij de Hollandse Schouwburg in Amsterdam, en dat mijn vader toen heeft gezegd: „Dat moeten wij niet doen.” Zijn ouders deden het wel.”
Verplichting
In 2006 besloot Sarfaty zijn verleden op papier te zetten. Het kostte hem immense moeite, maar hij zag het als een verplichting tegenover zijn kinderen om voor zijn sterven opening van zaken te geven. „Toen bleek dat er op 20 juni ’43 een aangekondigde razzia in Amsterdam is geweest. De drie kinderen besloten zich te verbergen, hun ouders wilden dat niet. De avond voor de razzia hebben ze afscheid van elkaar genomen. Mijn grootouders hadden een slagerij in Amsterdam, daarboven bevond zich een aantal woningen met bovenin een gemeenschappelijke zolderruimte. Daar hebben de kinderen zich verborgen gehouden tot ze op verschillende adressen werden ondergebracht.”
Milka legde het verslag van haar vader aanvankelijk terzijde. Pas na een paar jaar durfde ze het te lezen. „Het viel me op dat de dood van mijn grootouders niet wordt vermeld. Die zijn al op 2 juli 1943 omgebracht in Sobibor. Het lukte mijn vader na al die jaren nog steeds niet om er ook maar een woord over te schrijven. Dat begrijp ik. Zelf ben ik ook een vermijder. Uiterlijk lijk ik sprekend op mijn moeder, in karakter op mijn vader. Ik heb een diepe band met hem, maar we kunnen elkaar niet bereiken, omdat we onze gevoelens niet kunnen uiten. Het lukt mij niet om te huilen, wat er ook gebeurt. Dat geeft veel klachten, want die emoties zitten er wel.”
Van Amsterdam werd Salomon Sarfaty overgebracht naar Maastricht. „Toen we een keer als gezin door die stad liepen, vertelde hij tot mijn verrassing uit zichzelf: „Over dit muurtje heb ik kunnen ontsnappen aan de Duitsers.” Die stonden op een dag aan de deur van het adres waar hij was ondergedoken.”
Bar mitswa
Het was een behoudend gereformeerd gezin dat met gevaar voor eigen leven een plaats had ingeruimd voor de Joodse jongen. „Ze spraken heel open over hun overtuiging, de psalmen waren er zeer in trek en bij de maaltijden werd uit de Bijbel gelezen. Het Nieuwe Testament was voor mijn vader volslagen nieuw. De oudste zoon van het gezin, met wie hij een slaapkamer deelde, gaf hem uitleg over het christelijk geloof als ze samen in het tweepersoonsbed lagen. Omgekeerd vertelde mijn vader over de Joodse scholing die hij had gehad. Mijn grootouders waren seculier Joods, maar lieten hun zoon wel Joodse les volgen aan het Weesperplein, ter voorbereiding op de ceremonie die hem bar mitswa zou maken: zoon van de wet. Ze deden dat vooral voor zijn grootvader; die was orthodox en nam zijn enige kleinzoon op sjabbat mee naar de synagoge.”
Na de oorlog keerde Salomon terug naar Amsterdam, waar hij bij zijn zussen ging wonen. Ook die hadden de oorlog overleefd. Zijn gereformeerde pleegouders, die waren meegegaan met de vrijmaking, brachten hem in contact met een ouderling in Amsterdam. „Die heeft de kerkelijke weg voor hem geplaveid. Hij kreeg onderwijs in de gereformeerde geloofsleer en ging op zondag naar de kerk. In die gemeente heeft hij mijn moeder ontmoet.”
Drie jaar geleden besloot het echtpaar Sytsma de zomervakantie door te brengen in Oekraïne. „De vrijgemaakte kerken hebben daar veel contacten. Mijn man heeft de reis uitgestippeld, waarbij we, op weg naar Kiev, Sobibor op 30 kilometer afstand zouden passeren. Hij heeft voorgesteld dat we daarnaartoe zouden gaan, voor een bezoek aan de laan met gedenkstenen. Hoewel ik er erg tegen opzag, was het wel een kans om dit eindelijk te gaan doen.”
Vader Sarfaty had laten weten dat de gedenksteen die zijn zus uit Israël jaren eerder voor haar ouders liet plaatsen, in Yad Vashem lag. „Daar hebben we dus niet naar gezocht. Na het leggen van bloemen in de gedenklaan zijn we doorgereden naar Kiev. Daar kreeg ik een appje van een nicht uit Israël die wist dat we naar Sobibor gingen. Of we de gedenksteen had gevonden.
„Die ligt in Jeruzalem”, appte ik terug.
„Nee, die ligt in Sobibor”, was haar antwoord. Ter bewijs stuurde ze een fotootje mee. Terug naar huis zijn we opnieuw via Sobibor gereisd, waar we binnen twee minuten die steen hadden gevonden. Het laat zien hoe diep het trauma van het verlies van zijn ouders bij mijn vader zit.”
Er kwam voor de hoogbejaarde Jood een nieuw trauma bij: de snelle veranderingen in zijn kerk. Veel van wat hem was bijgebracht als onwankelbaar, kwam in de achterliggende jaren op losse schroeven te staan. „Het Jodendom liet hij bewust achter zich”, zegt Milka, „maar de ontwikkelingen in zijn kerk confronteerden hem ermee dat hij zich ook daar ten diepste een vreemde heeft gevoeld, hoewel hij er altijd druk voor was. Ik ervaar hetzelfde, al kan ik dat nu pas benoemen. Ben ik een Jood of ben ik christen? Het heeft te maken met mijn verdrongen Joodse identiteit.”
Ze leerde er woorden aan te geven door haar werk voor Yachad, een gereformeerd vrijgemaakte organisatie die Messiasbelijdende Joden ondersteunt in hun evangelieverkondiging onder Joden. „Daar ben ik sinds drie jaar bestuurslid van. Zo kreeg ik contact met Haderech, een vereniging voor Joodse christenen. Voor het eerst kwam ik in een wereld die echt belangstelling heeft voor de Joden en het Joodse volk. Dat voelde als thuiskomen, zoals ik dat ook heb wanneer ik in Israël ben. Dan verkeer ik onder míjn mensen. Hoor ik rabbijn Lody van de Kamp spreken, dan word ik geraakt door zijn woordkeus en zijn humor.”
Seideravond
Haar vader stemt het tot vreugde dat ze zo actief is voor Yachad. Zelf was hij bestuurslid van de voorloper ervan, Stichting Evangelieverkondiging aan de Joden. „Ik spreek zo nu en dan mensen die hem daar hebben meegemaakt. Ook aan hen heeft hij nooit iets over zijn achtergrond verteld.”
Hoewel de oudste dochter van de getraumatiseerde Joodse elektrotechnicus nu weet waar haar ontheemde gevoel vandaan komt, ziet ze geen oplossing. „Twee therapeuten hebben los van elkaar tegen mij gezegd: „Joodse mensen voelen zich nergens thuis.” Toen was ik er boos over, nu geef ik ze gelijk.”
Dit jaar zou ze voor het eerst met een dertigtal gemeenteleden seideravond vieren, onder leiding van de Messiasbelijdende Jood Asaf Pelled. Corona zette tot haar teleurstelling een streep door het plan. Haar dochters zien het als een interesse van hun moeder; zelf hebben ze geen behoefte om zich ermee bezig te houden „Daar ben ik in zekere zin blij mee. Het laat zien dat ik het pak vanuit het verleden niet op hen heb overgedragen, zoals mijn vader dat bij mij wel deed. Tegelijk ben ik er heel verwonderd over dat hij de laatste tijd meer met mij begint te delen over dat verleden. Na zó veel jaren. Ik denk door mijn werk voor Yachad. Daarmee ben ik indirect met zijn achtergrond bezig. De Joodse identiteit laat zich niet verdringen.”