Binnenland

„Defensie staat er beter voor”

„Defensie staat er veel beter voor dan vier jaar geleden.” Dat zegt minister De Grave, die zichzelf geen rapportcijfer wil geven, maar niettemin „best een beetje trots” is op wat hij de afgelopen vier jaar heeft klaargespeeld.

Peter van Olst
20 March 2002 09:12Gewijzigd op 13 November 2020 23:28

Op verzoek van de Studentenvereniging voor Politicologen in Leiden (SPIL) blikte De Grave dinsdagavond terug op vier jaar ministerschap van Defensie. „Het complexe schip is op dit moment in rustiger wateren dan vier jaar geleden het geval was”, aldus de geboren bestuurder, die gretig de degens kruiste met critici.

Het was in 1998, bij de formatie van het tweede paarse kabinet, een grote verrassing dat de VVD De Grave naar voren schoof voor het ministerschap van Defensie. De fragiele Amsterdammer stond vooral bekend als financieel specialist en leek allerminst te passen in de stoere cultuur van de krijgsmacht. Overigens weersprak hijzelf dat dinsdagavond met een verwijzing naar zijn wethouderschap in Amsterdam. „Als je daar zes jaar overleeft, is een admiraal een eitje.”

Niettemin werd De Grave -in paars I nog staatssecretaris van Sociale Zaken- vier jaar geleden de grote illustratie van de stelregel van VVD-leider Bolkestein dat de Haagse departementen bestuurders nodig hebben, en geen kenners. Kennis over bijvoorbeeld militaire strategie en technologie is op een ministerie als Defensie toch al in ruime mate aanwezig, betoogde De Grave gisteravond. „De minister moet vooral een goede manager zijn.”

Bijkomend voordeel voor De Grave was zijn financiële achtergrond. „Heel belangrijk dat een minister ook iets van financiën weet”, zei hij terugblikkend. Het heeft bijgedragen aan een van de grootste triomfen van zijn ministerschap: „Voor het eerst sinds dertig jaar is er de afgelopen twee jaar weer geld bijgekomen voor Defensie.”

Een ander succes waarop De Grave zeer trots is, betreft de cultuur van openheid die hij op zijn ministerie introduceerde. Drie dagen na De Graves aantreden werd bekend dat een cruciaal fotorolletje met bewijsmateriaal over wat er precies na de val van Srebrenica gebeurde, was verdwenen. De verdwijning illustreerde de geslotenheid die er op het departement en in de top van de krijgsmacht heerste.

Het was De Grave die de luiken openzette, zegt hijzelf. „Er hing een sfeer van: we regelen het samen. Ik heb gezegd: Dat kan niet in een democratie. Ook Defensie moet zich tegenwoordig in het volle licht van de publiciteit afspelen. Natuurlijk worden er in zo’n grote organisatie fouten gemaakt, maar die moet je niet toedekken.” Om openheid een kans te geven, overlegde De Grave veel met de aanspreekpunten van landmacht, de luchtmacht, de marine en de marechaussee.

In verband met de door hem vurig gewenste openheid veranderde De Grave ook de „bestuursfilosofie.” Verliep voorheen veel via nota’s en stempels, De Grave ging politiek beraad voeren met zijn bevelhebbers. „Er moet sprake zijn van een goede uitwisseling van argumenten. Dan kunnen de bevelhebbers de besluiten op een goede manier overdragen aan alle militairen.”

De Grave prees bij de Leidse studenten verder zijn inzet voor Europese defensiesamenwerking aan. „De noodzaak van Amerikaans optreden op de Balkan heeft ons de ogen geopend”, zei hij. „Door goed samen te werken zou Europa 60 procent van de capaciteit van de Amerikaanse krijgsmacht in stelling kunnen brengen. Momenteel hebben we met z’n allen maar 15 tot 20 procent van de capaciteit van de VS.”

Dat Nederland ondanks de Europese samenwerking toch een Amerikaans toestel (de Joint Strike Fighter) als opvolger voor de F-16’s wil hebben, is volgens De Grave niet tegenstrijdig. „Veel meer Europese landen doen mee aan de JSF. Het is een veel te simpele redenering dat Nederland per se een Europees toestel zou moeten kopen.”

De Grave vindt dat Nederland de afgelopen jaren een goede bijdrage heeft geleverd aan het instandhouden van de internationale rechtsorde. De krijgsmacht nam deel aan belangrijke operaties, zoals het bewaken van de vrede in Bosnië, in Ethiopië en Eritrea en in Afghanistan. Bovendien vlogen Nederlandse F-16’s in de voorste gelederen bij de bombardementen op Servië in 1999.

„Je moet eens aan die duizenden onderdrukte Kosovaren gaan vragen wat ze van die bombardementen vonden”, zo reageerde De Grave fel op de aantijging van een aantal aan de SP gelieerde studenten, die het geweldsgebruik radicaal afwees. „Ik sta nog steeds volledig achter dat NAVO-optreden.”

De Grave reageerde zeer kritisch op het idee van Fortuyn om land- en luchtmacht af te schaffen. „Hij wil dus zo’n 55.000 mensen naar huis sturen, tegelijk de dienstplicht weer invoeren en geen verantwoordelijkheid meer nemen voor internationale rechtshandhaving. Dat vind ik lichtelijk absurd. Is dat Jip-en-Janneke-taal? Dat zij dan zo. Het is in ieder geval scherp en duidelijk.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer