Zieke zeelui in coronatijd nergens welkom
De coronapandemie trekt een zware wissel op opvarenden van zeeschepen. Niet alleen omdat hun rederijen hen –gezond of niet– verplicht aan boord houden. Veel landen, ook westerse, weigeren medische behandeling aan zieke zeelui. „Alsof ze paria’s zijn.”
In normale tijden krijgt de Radio Medische Dienst (RMD) gemiddeld twintig hulpaanvragen per week binnen. Momenteel hebben de RMD-artsen het „significant drukker” dan normaal, merkt Van der Leer. Door de coronapandemie. De artsen zijn hierbij –nog meer dan gewoonlijk met deze doelgroep– aan handen en voeten gebonden.
Als een schip midden op de oceaan vaart, is een ziekenhuisopname normaliter al onhaalbaar. De communicatie tussen het schip en de RMD-arts verloopt per marifoon, (satelliet)telefoon of e-mail. Van der Leer: „De arts moet hierbij de juiste informatie zien los te peuteren, een werkdiagnose stellen en een behandeling inzetten. Zonder de patiënt daadwerkelijk gezien te hebben.” De verplichte scheepsapotheek aan boord voorziet hierbij in de benodigde genees-, verpleeg- en verbandmiddelen.
Evacuatie
Als de patiënt er zo ernstig aan toe is dat hij voor behandeling naar de wal moet, kan de dienstdoende RMD-arts besluiten hem te evacueren. Vóór de coronacrisis kwam dit regelmatig voor. „Gemiddeld één tot twee keer per dienstweek.” Normaliter is zo’n evacuatie buiten Nederlandse wateren al lastig: het schip moet binnen het vliegbereik van een helikopter varen. Verder moet het land binnen wiens zeegrenzen het schip vaart hiertoe een helikopter beschikbaar hebben. Niet overal hebben overheden dergelijke faciliteiten te bieden.
Maar momenteel stuiten zieke schepelingen wereldwijd per definitie op een muur. Ook als hun schip binnen vliegafstand van de wal vaart. Of zelfs gewoon aan de kade ligt aangemeerd. Van der Leer: „Het lukt bijna niet om opvarenden met bijvoorbeeld pijnklachten in de borststreek, een beenwond of een kaakontsteking naar een ziekenhuis te krijgen. Alleen voor de ingrijpendste gevallen geldt een uitzondering. Voor de rest proberen wij alles telefonisch te doen, nog meer dan anders.”
Frustrerend
Nederland verplicht sinds 13 maart alle zeeschepen ertoe om ruim vóór aankomst een maritieme medische verklaring (MDoH) in te sturen. „Je moet koortsvrij zijn om aan wal te mogen.” Alleen zodra een vermoedelijke Covid-19-patiënt symptomen van totale uitputting en hevige benauwdheid vertoont, krijgt hij hiervan ontheffing. „Zo heb ik iemand uit de Rotterdamse haven met een ambulance van boord laten halen.”
In andere gevallen kan Van der Leer in Nederland soms nog wel medische hulp mogelijk maken. Maar in de rest van de wereld vaak totaal niet. „Veel landen weigeren gewoon hen op te nemen.” Voor schepen met hulpbehoevende opvarenden zit er hierbij niets anders op dan naar een volgende haven te varen, en het daar nog eens te proberen. „De regels kunnen per haven verschillen. Heel frustrerend. Soms lukt het pas na twee of drie keer.”
Zo moest een schip dat van de Canarische Eilanden richting Senegal voer onlangs 300 mijl terugvaren om een man met hartklachten in het ziekenhuis te krijgen. „Die klachten hadden niets met het coronavirus te maken, maar de Senegalese autoriteiten weigeren bemanningsleden van boord te laten.” Dergelijke scenario’s spelen niet alleen in West-Afrikaanse havens of het Midden-Oosten. Ook in een land als Noorwegen mag niemand van boord. Zelfs niet als iedereen gezond is, trouwens. Maar dus evenmin voor medisch noodzakelijke behandelingen. Zo weigerde het land een zeeman met hevige kiespijn de toegang tot een tandarts. Van der Leer schreef hem een antibioticakuur voor. „Zo’n opstelling van overheden is gevolg van pure paniek die niet met feiten te onderbouwen is.”
Dat laatste geldt ook voor de verplichte quarantaine van zeeschepen met enkel kerngezonde opvarenden. Van der Leer: „Zulke schepen hebben vaak weken op zee gevaren. De incubatietijd is gemiddeld vijf, en maximaal veertien dagen.”
Beademing
Dit neemt niet weg dat de Rotterdammer genoeg symptomen te horen krijgt die wél de verdenking van Covid-19 wekken. In Rotterdam lag zo recent een schip waar veertien patiënten zich eenzaam in hun hut moesten opsluiten tot de klachten 48 uur voorbij zouden zijn. „Sommigen kregen het zo benauwd dat ze aan de beademing moesten.” In het ziekenhuis bleek toen het coronavirus inderdaad de boosdoener. „Dan weet je gelijk dat de rest het ook heeft.”
Zo nodig kan Van der Leer een sneltest uitvoeren. Daar ziet hij echter weinig meerwaarde in. Ten eerste omdat ook deze tests niet altijd zekerheid bieden: in ongeveer één van de drie gevallen slaat de test ten onrechte negatief uit. „Bloed opsturen naar een laboratorium kan ook, net zoals de ziekenhuizen doen; de uitslag is dan voor 95 procent betrouwbaar.” Voor de regelgeving maken testuitslagen echter niets uit: ook als er geen sprake van het coronavirus blijkt te zijn, moet elke zieke verplicht in quarantaine blijven.
Rederijen
In Nederland mag het gezonde deel van de bemanning bij een mogelijk gevallen van corona aan boord evenmin de wal op. Maar ook opvarenden van schepen waar geen enkel verdacht geval te vinden is, kunnen de kust slechts vanaf het dek bekijken. Ook als landen dat niet verbieden. Reders voeren wereldwijd een ijzeren regime: niemand mag de wal op, om te voorkomen dat zeelui het virus mee aan boord brengen.
Besmettingen via de wal lopen bemanningsleden nu enkel nog op door werkgerelateerde contacten, concludeert Van der Leer. „Bijvoorbeeld door monteurs die voor reparaties aan boord komen, of als boordpersoneel zich in een kantoor op de kade moet melden. Natuurlijk probeert iedereen zich aan de richtlijnen te houden; soms kleden ze zich zelfs in beschermende pakken. Maar een besmetting kun je niet altijd voorkomen.”
Op de zeelui heeft de pandemie al met al een grote psychische impact. Terugkeer naar huis zit er voor het overgrote deel niet in: talloze opvarenden moeten maanden langer dan gepland op zee blijven, zonder uitzicht op weerzien van hun geliefden. Van der Leer: „Reders hebben al tweemaal achtereen de maandcontracten verlengd. Een enkeling mag weleens terug naar huis, maar dan wel vereist de overheid wel een verklaring dat het schip Covid-vrij is.”
De spanningen eisen hun tol, merkt de RMD-arts uit vele telefoontjes. „Veel zeelui slapen slecht. Ze maken zich zorgen om thuis. En bij de minste tekenen zijn ze bang dat ze met het virus besmet zijn. Verder regent het verzoeken om herhaalrecepten, door die contractverlengingen.”
Doffe ellende
Intussen zitten veel matrozen nu noodgedwongen thuis, zonder dat er sprake is van een financieel vangnet: „In veel landen, zoals de Filipijnen, hoeven de reders hen niet door te betalen.” Om toch weer veilig bemanningswisselingen te kunnen uitvoeren zoeken reders volgens de arts naarstig naar tests, om gevallen van het coronavirus op te sporen. „De meeste commerciële tests zijn echter niet betrouwbaar.” Op offshoreschepen, met een groot aantal bemanningsleden, ontkomen werkgevers niet aan wisselingen van de wacht. „Bedrijven hebben hiervoor een heel protocol opgesteld. Nieuwelingen krijgen fluorescerende hesjes aan en leven twee weken lang gescheiden van de overige bemanningsleden.”
Werkwijze Radio Medische Dienst KNRM
Valpartijen, brandwonden, infectieziekten, hartinfarcten en nu ook Covid-19 – een zeeman kan met allerlei kwalen te maken krijgen. Vijf artsen van de Radio Medische Dienst (RMD), onderdeel van de KNRM, bieden telefonisch hulp aan zeeschepen die onbereikbaar ver op de oceanen varen.
Een van hen is de Rotterdamse huisarts Fulco van der Leer (46). Per toerbeurt neemt hij, eens per vijf weken, een week dienst; 24 uur per dag. Dat werk doet hij dan –tegen een vrijwilligersvergoeding– dwars door zijn reguliere werkzaamheden heen: de kost verdient hij als huisarts van het Port Health Centre, in het Rotterdamse Scheepvaartkwartier. Van der Leer trekt een scheef lachje. „Soms wringt dat wel, ja.”
Deze dokterspraktijk heeft behalve aan de wal, ook patiënten in de maritieme en de industriële sector „We hebben een reguliere praktijk, maar richten ons ook deels op zieke zeelui die Rotterdam aandoen. Net als binnenvaartmedewerkers die een dokter nodig hebben.”
Mengelmoes
Een groot deel van de gesprekken kan Van der Leer in het Nederlands voeren. „Maar in principe mogen alle nationaliteiten ons bellen. Meer dan de helft van de communicatie verloopt in het Engels, schat ik. Nou ja, Engels – daarmee bedoel ik Russisch-Engels, Chinees-Engels, Filipijns-Engels en ga maar door. Het is niet altijd eenvoudig om elkaar te verstaan.”
Na zo’n gesprek is de klus niet afgerond: de dienstdoend RMD-arts blijft het ziekteverloop van de patiënt volgen. De contacten die op elke hulpaanvraag volgen, nemen behoorlijk toe: „Je mailt algauw zo’n vier, vijf keer heen en weer per schip.”
Sterfgevallen
Ook sterfgevallen horen in het rijtje waarmee de RMD-arts te maken krijgt. „Dat vind ik altijd de meest trieste gebeurtenissen. Soms is een zeeman of -vrouw al overleden als wij benaderd worden, soms is iemand zo ziek dat hij niet meer te redden valt.”
Toch draait Van der Leer nu al jaren met plezier zijn dienstweken. „Het onvoorspelbare in dit vak trekt mij. Net als het feit dat ik elke keer weer medisch gezien moet roeien met de riemen die ik heb. Aan boord is niet alles en kan niet alles. Toch moet ik er telkens weer het beste van maken. Op afstand medisch advies geven is echt een vak apart.”