Meer wolken en regen door kernproeven Koude Oorlog
Radioactieve straling van kernproeven ioniseert de lucht en beïnvloedt de elektrische lading van de atmosfeer. Daardoor kon er tijdens de Koude Oorlog veel meer regen vallen, zelfs op duizenden kilometers afstand van de testlocatie.
„Wetenschappers die wereldwijd de radioactieve straling door kernproeven bestudeerden, hebben destijds ontzettend veel geleerd over atmosmosferische circulatiepatronen”, zegt Giles Harrison, hoogleraar atmosferische fysica van de universiteit van het Britse Reading. Zijn team combineerde deze oude meetgegevens met neerslagcijfers uit die tijd.
De wetenschappers onderzochten weergegevens van Kew bij London en Lerwick op de Shetland Eilanden over de periode 1962 tot 1964. Ze ontdekten dat regenwolken op sommige dagen veel dikker waren; er viel dan tot 24 procent meer regen uit. Precies op die dagen hadden de VS of de toenmalige Sovjet-Unie een kernproef uitgevoerd. Ook konden ze achteraf een langer bestaand vermoeden bevestigen: elektrische lading in de atmosfeer beïnvloedt de grootte van regendruppels en de hoeveelheid neerslag die ergens valt.
Ze publiceerden hun bevindingen woensdag in het wetenschappelijke tijdschrift Physical Review Letters.
In de wapenwedloop tussen de VS en de Sovjet-Unie tijdens de koude oorlog vervulden de nucleaire wapens een sleutelrol. De supermachten lieten met de kernproeven hun militaire vernietigingskracht zien. Behalve dat de neerslagpatronen daardoor tijdelijk veranderden, raakte ook de hele wereld bedekt met een deken van radioactieve vervuiling.