Binnenland

Na vuurwerkramp Enschede: „God heeft me rijk gemaakt”

Bij de eerste dreun versplinterden de ramen. De tweede klap en de daaropvolgende brand verwoestten haar thuis, haar veiligheid en zekerheid. Marleen Tigchelaar-Koetsier (52) is dankbaar voor de les die ze twintig jaar geleden leerde.

Arien van Ginkel
12 May 2020 19:09Gewijzigd op 16 November 2020 19:13
Aan de rechterkant van de straat staan drie gevels overeid. Het linkerdeel van de middelste gevel was het huis maar de Tigchelaars woonden. beeld RD
Aan de rechterkant van de straat staan drie gevels overeid. Het linkerdeel van de middelste gevel was het huis maar de Tigchelaars woonden. beeld RD

Op een zonnige zaterdag in mei geniet Marleen met haar gezin van een verlate lunch in de achtertuin. Haar man Jack, de kinderen Janneke (8) en Bram (7) dragen teenslippers. Vroeg voor de tijd van het jaar, maar het weer staat het toe.

Even na drie uur klinkt er een fluitend geluid. De nieuwsgierige familie loopt naar de voorkant van het huis aan de Renbaanstraat. Tussen twee huizen aan de overkant van de straat door ziet het gezin vuurpijlen de lucht in vliegen. „Zeker de afhaalchinees op de hoek die nog wat in de schuur had liggen”, denkt Marleen in eerste instantie. Maar nee, daarvoor zijn het er toch te veel. De doodlopende straat stroomt vol mensen die het vuurwerk willen zien. Een bezorgd kijkende brandweerman baant zich een weg door het publiek.

De zwarte rookwolken die opstijgen uit een vuurwerkdepot van SE Fireworks worden binnen een halfuur wit. Brand meester, denkt Jack. Hij neemt dochter Janneke mee naar de supermarkt. Bram gaat met moeder Marleen mee naar binnen. De jongen laat drie bekende kinderen die hij op straat is tegengekomen het computerspel zien dat hij woensdag heeft gekregen voor zijn verjaardag.

Marleen checkt of de was al droog is. Maar dan klinkt er een rommelend geluid uit de richting van de brand. Lichtkogels vliegen over haar huis. Een vage onrust maakt zich meester van de vrouw des huizes. Achter in de tuin hangt een doek die dienstdoet als zonnescherm. „Die moeten niet in brand vliegen”, denkt Marleen.

Bescherming

„Laat ook maar”, beslist Marleen nu het geluid snel aanzwelt. Ze loopt terug het huis in. De kinderen kijken door het voorraam naar de bron van het gerommel. „Jongens, ga maar weg bij het raam”, zegt Marleen terwijl ze midden in de kamer staat.

Plots een oorverdovende knal. Marleens wangen bollen. Haar haren wapperen. Het raam spat als een zeepbel uit elkaar. De vitrage is verdwenen. „De klap was zo ongelofelijk hard, dat was niet te beschrijven.”

Marleen voelt zich onbeschermd nu er geen glas meer zit tussen haar en het vuurwerk. „Ik moet dekking zoeken”, weet ze. De vier bange kinderen neemt ze mee naar de uitbouw achter het huis, het raamloze toilet in. De meiden rechts van de wc-pot, de jongens links. Zelf blijft ze in de deuropening staan. Hopend dat het woonhuis een eventuele nieuwe klap kan opvangen.

Die vernietigende explosie komt een minuut en zes seconden later: 177.000 kilo vuurwerk ontvlamt en veegt de wijk Roombeek van de kaart. De wc-deur van Renbaanstraat 12 vliegt open. En knalt ook weer terug, tegen het hoofd van Marleen.

2020-05-12-katDI12-katensechetigchelaar-5-FC_web.jpg
Marleen Tigchelaar overleefde de vuurwerkramp van Enschede. beeld RD, Anton Dommerholt

Vertrouwen

Marleen merkt de groeiende bult nauwelijks op. Ze heeft alleen aandacht voor de kinderen, die hun schouders hebben opgetrokken van angst en roepen: „Ik wil dat het ophoudt. Wanneer stopt het?” „Ik kon hun niet beloven dat er niets zou gebeuren. Ik kon hun niet beloven dat alles goed zou komen.” Maar Marleen weet niet of alles goed komt. „Zullen we God vragen om bescherming?” stelt ze voor. En ze gaat hardop voor in gebed. „Ja Heere, ja Heere”, roepen de trillende kinderen tussendoor. Na het amen zijn de kinderen rustiger.

De kin van Marleen trilt als ze dit vertelt. Haar ogen worden vochtig. „Rond die toiletpot viel alles wat ik had weg. Er was niets wat ik kon doen om de kinderen te beschermen. Het enige wat ik nog kon, was op Hem vertrouwen. En dat is zo rijk.” Ze denkt nog weleens aan de Bijbelse Job. Die verloor niet alleen zijn huis, maar ook zijn gezondheid, zijn vrouw en kinderen. „Wat zijn wij er dan goed van af gekomen.”

Als Marleen na het gebed haar ogen opent, verbaast ze zich over het profiel van de deur die tegen haar hoofd sloeg. „Er zit karton in, in de vorm van een honingraat. Nooit geweten.” Voorzichtig verwijdert ze zich van haar schuilplaats. De keukendeur die naar de kamer openging, ligt in de keuken. „Hoe is dat mogelijk”, vraagt Marleen zich af. Ze probeert herhaaldelijk de droger uit te zetten. „Die zuigt rook in mijn schone wasgoed”, realiseert Marleen zich.

Pas als ze haar huis verlaat, over dakpannen stapt en een brandende auto passeert, begint de omvang van de ramp tot haar door te dringen. „Je weet dat het geen droom is. Dat het echt is. Maar dat besef groeit maar langzaam.”

Dochter Janneke en echtgenoot Jack vrezen ondertussen het ergste als ze door het met glas bezaaide rampgebied fietsen en de ravage zien. De telefoonlijnen zijn dood, dus het duurt even voor het gezin is herenigd. Ze vinden elkaar in de tuin van de ouders van Marleen.

Zorg

„Hoe moet het nu verder, zonder huis”, vraagt Janneke ’s avonds aan haar moeder in het huis van opa en oma. Marleen antwoordt dat ze dat ook niet weet, maar dat ze erop mogen vertrouwen dat de Heere voor hen zorgt. Prompt klinkt de deurbel. Een vriendin staat op de stoep met twee weekendtassen vol kleding en speelgoed voor de kinderen. Ook nu nog, twintig jaar later, heeft Marleen zakdoekjes nodig als ze dit vertelt. „God zorgt soms voor ons door kleine wondertjes, meestal door andere mensen.”

Na zes weken zweven –„je kunt niet zeggen: ik ga naar huis”– landden de Tigchelaars 2 kilometer van de rampplek in een nieuw huis. Daar wonen ze nog steeds. „Dit huis lijkt erg op het huis dat we hadden, maar dan in spiegelbeeld. En er hangt geen bruidsboeket meer aan de muur.” Ook alle meubels zijn anders, gekregen of geleend. Na bijna een jaar komen er nieuwe meubels; krasloos en een geschiedenis ontberend. „Maar dat kwam vanzelf goed.”

Brand

Een jaar na de vuurwerkramp breekt er in de straat van de Tigchelaars brand uit in een meubelzaak. Gloeiende sintels landen op het dak van de buren. Jack staat die zondagochtend in alle vroegte met een tuinslang in de hand paraat in de achtertuin. Marleen helpt Bram en Janneke hun knuffels in plastic zakken bij de voordeur te zetten. Voor het geval ze weg moeten. „Buiten proporties” vindt Marleen haar reactie nu. „De brand was een heel stuk verderop en snel geblust.”

Als in de eerste weken na de ramp de cv-ketel een wolkje stoom uitblies, kon Marleen de schrik om het hart slaan. Bij een rooklucht wordt ze nog steeds onrustig en als er een brandweerauto voorbijrijdt, moet ze weten waar die naartoe gaat. „Ik had natuurlijk kunnen denken: als er weer iets gebeurt, zal God weer redden. En als Hij dat niet doet, dat ik dan eerder bij Hem ben. Maar de les die ik heb geleerd, het Godsvertrouwen dat ik kreeg, heb ik elke dag opnieuw nodig. Een mens blijft hardleers.”

Schuld

Hoe het kan dat er bij SE Fireworks een brand ontstond die een woonwijk wegvaagde is voor veel mensen nog geen uitgemaakte zaak. Ook twintig jaar na dato zijn er tongen die beweren dat er meer aan de hand is dan de overheid de burger wil doen geloven. „Wat er gelegen heeft in die opslagplaats, geen idee. Hoe de brand is begonnen, geen idee”, zegt ook Marleen. „Als je niet in God gelooft, lijkt het me moeilijk om te accepteren dat dit je is overkomen. Dan wil je iemand de schuld geven en de garantie krijgen dat zoiets nooit meer gebeurt. Mij interesseert de schuldvraag helemaal niet. „Ik weet dat alles in Gods hand is. En als duidelijk wordt wie schuldig is, dan hoor ik het wel.”

Een tijd na de ramp –„we spraken er thuis niet dagelijks over”– kwamen haar kinderen thuis van school met de vraag of de explosie het werk van God of van de duivel was. „Van de duivel, hadden ze op school geleerd. Want zoiets verschrikkelijks, dat wíl God toch niet. „Luister jongens”, zei ik. „Er gaat niets buiten God om. Hij wil enkel dat ons vertrouwen in Hem groter wordt en we niet aan aardse zaken vasthouden. Ik kan niet in het grote boek kijken, maar geloof dat Hij overal een goede bedoeling mee heeft. En almachtig is.””

„Mijn Vader in de hemel zorgt zo goed voor mij”, zegt Marleen ontroerd. „Een ander zou zeggen: Hij heeft alles van je afgepakt. Maar Hij heeft mij juist ontzettend rijk gemaakt. Het leven zit niet in spulletjes, in een gevoel van veiligheid, maar het gaat erom dat je op Hem vertrouwt. Ik weet nu: het kan best wezen dat ook de toekomst niet makkelijk wordt, maar God verdwijnt nooit. Niet in 2000 bij de toiletpot op nummer 12, niet in 2017 toen ik vleesbomen in mijn baarmoeder en bloedstolsels in mijn longen bleek te hebben en ook niet nu ik met een hoge bloeddruk, hartritmestoornissen en beschadigde longen kwetsbaar ben voor het coronavirus.”

Opbergen

Marleen bladert nog even met een hoofd vol gedachten door foto’s en krantenartikelen van de ramp. „Als je een welvaartsgeloof hebt en denkt dat het goed met je gaat als je in God gelooft, kan zo’n vuurwerkramp goed tegenvallen. Je moet niet vastzitten aan het leven hier en nu. Dit leven is een leerproces voor de eeuwigheid.”

Nog even zet ze haar zwart-witte bril op het puntje van haar neus. In het boek op tafel met foto’s van puinhopen en verwrongen staal zoekt ze naar de stam van de boom die bij hun huis stond. Die moet ergens te zien zijn. Maar ze kan ’m nu niet vinden. Het omvangrijke boek bergt ze op in een plastic vuurwerkzak. „Alleen deze tas was groot genoeg. Je wilt zo’n boek toch netjes opbergen.”

2020-05-12-katDI12-tekeningenschede-5-FC_web.jpg
Tigchelaar verwerkte haar ervaring in een tekening. beeld RD

Tekening van ramp

„De eerste maanden na de ramp probeerde ik alles te verwerken door de televisiebeelden steeds opnieuw te bekijken”, zegt Marleen Tigchelaar-Koetsier. Maar dat werkte niet voor het slachtoffer van de vuurwerkramp in Enschede. „Daarom heb ik een tekening gemaakt van het moment na de grootste explosie, toen ik bij het toilet stond.

Het is een doosje geworden, met Gods handen eromheen. De vier kinderen rond de pot en ik als doorzichtig poppetje op de drempel. Ik moest mezelf wegcijferen om er voor de kinderen te zijn. Nu realiseer ik me dat ik dat misschien ook deed zodat ik mijn eigen gevoelens kon buitensluiten. Want ik vind mezelf niet zo belangrijk.

Het vuurwerk buiten het doosje, dat zijn ruige strepen. Verdrietige strepen. Maar geen boosheid, denk ik. Wel angst. Ja, dat toch ook.”

Grootste naoorlogse ontploffing Nederland

Op 13 mei 2000 ontploft een vuurwerkopslagplaats van SE Fireworks in Enschede. Drieëntwintig mensen verliezen het leven, bijna 1000 mensen raken gewond en een hele woonwijk wordt van de kaart geveegd.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer