Einde aan de politieke onzekerheid Israël belangrijke stap vooruit
Het had niet veel gescheeld of Israël was op de vierde verkiezingen binnen twee jaar afgestevend. Het hooggerechtshof in Jeruzalem boog zich de afgelopen dagen over een bezwaarschrift dat stelde dat een aangeklaagde politicus geen regering kan vormen. Het ging in dit geval om premier Benjamin Netanyahu, die wegens corruptie en schending van vertrouwen wordt vervolgd.
Recent sloot de Likudleider een overeenkomst met zijn belangrijkste politieke rivaal Benny Gantz van de partij Blauw-Wit om gezamenlijk een eenheidsregering te vormen. Daarbij zouden de twee om beurten achttien maanden de functie van minister-president vervullen – Netanyahu als eerste.
Het hooggerechtshof zat duidelijk met de kwestie in zijn maag. De situatie is dan ook aan alle kanten merkwaardig. Israël zit al sinds eind 2018 met een demissionair kabinet dat nauwelijks besluiten van betekenis kan nemen. Na drie verkiezingen, veel moddergooien en politieke strijd, ligt er eindelijk een akkoord voor een brede eenheidscoalitie. Daarmee leek in elk geval het spookbeeld van een vierde stembusgang afgewend. En gezien de coronacrisis is het ook voor Israël alleszins noodzakelijk dat er een slagvaardige en stabiele regering aantreedt die snel spijkers met koppen kan slaan.
Maar er blijft een luchtje aan de hele gang van zaken zitten. Critici verwijten Netanyahu dat hij koste wat kost aan de macht wil blijven, ondanks de rechtszaak die tegen hem loopt. Elke bewindsman zou volgens hen de politieke consequentie uit een dergelijke ernstige aanklacht dienen te trekken en het veld moeten ruimen. Gantz krijgt op zijn beurt de wind van voren dat hij kiezersbedrog van het ergste soort heeft gepleegd. Ondanks zijn plechtige belofte niet met een aangeklaagde premier in één regering te gaan zitten, is hij toch overstag gegaan.
De Israëlische opperrechters voelden dat ook wel aan. Toch hielden zij zich –volkomen terecht– aan de letter van de wet en de scheiding der machten in de Joodse staat. Die bepaalt dat alleen een aangeklaagde minister moet aftreden – en dus niet een regeringsleider. En dat de bevoegdheid om een premier te benoemen bij het parlement ligt – en niet bij de rechter.
De argumenten van de indieners van het bezwaarschrift deed het hof woensdag als „populistisch” af. Wel tekenden de rechters aan dat hun uitspraak niets afdoet aan de ernst van de aanklachten die tegen Netanyahu zijn ingediend. De indieners van de petitie respecteren het vonnis, maar merkten wel op dat zij de straat op zullen gaan om te protesteren. „Het is officieel koosjer, maar het stinkt.”
Vooralsnog zal de nieuwe regering volgens plan op 13 mei worden ingezworen. Het eenheidskabinet zal zijn waarde de komende tijd moeten bewijzen. Maar het voorlopige einde aan de politieke onzekerheid in Israël is in elk geval al een belangrijke stap vooruit.