Arib: op afstand herdenken, in gedachten bij elkaar
Wat vanwege 75 jaar Bevrijding een bijzondere Dodenherdenking moest zijn, werd door de coronacrisis een sobere, aangepaste plechtigheid in de Tweede Kamer. Kamervoorzitter Khadija Arib sprak daar van een „noodgedwongen beperking die we onszelf opleggen, omdat we niet willen dat onze vrijheid ten koste gaat van andermans gezondheid”.
De herdenking vindt elk jaar plaats bij de Erelijst van Gevallenen bij een kleine ingang van het Binnenhof. Het document vermeldt de namen van bijna 18.000 militairen en verzetsstrijders die in de Tweede Wereldoorlog zijn gesneuveld of overleden. Iedere dag slaat een medewerker van de Kamer een bladzijde om. De vitrine met de lijst werd maandag voor de gelegenheid verplaatst naar de hal van het Tweede Kamergebouw, de Statenpassage, waar meer ruimte was om de plechtigheid te houden.
Arib legde daar samen met de voorzitter van de Eerste Kamer Jan Anthonie Bruijn een krans. Premier Mark Rutte en staatssecretaris Paul Blokhuis (Volksgezondheid) deden dat namens de ministerraad. Overlevenden, nazaten en betrokken burgers konden er dit jaar niet bij zijn. Arib zei dat „heel erg” te vinden. Drie scholieren lazen een gedicht voor dat zij zelf hadden geschreven. De herdenking werd afgesloten met een minuut stilte.
In haar speech memoreerde Arib aan de Joodse verzetsvrouw Selma van de Perre. Zij overleefde de Holocaust en bouwde na de oorlog een nieuw leven op in Engeland. Hoewel ze eerder voor haarzelf besloot nooit meer over de oorlog te spreken, kwam ze daar later op terug. Ze schreef het begin dit jaar gepubliceerde boek Mijn naam is Selma, om in haar eigen woorden „te getuigen van de strijd tegen onmenselijkheid, door gewone mensen in ongewone omstandigheden.”
Arib zegt deze gedachte te willen koesteren door de verhalen van „de helden en de overlevenden van toen” te vertellen. „Laten we dat vandaag doen, fysiek op afstand maar in gedachten bij elkaar.”