Hoe Nederland twee zware en droeve maanden doorstond
We grinnikten allemaal. Monter greep premier Rutte begin maart na afloop van een persconferentie de hand van RIVM-baas Jaap van Dissel. Foutje. Een paar minuten eerder had de minister-president alle Nederlanders opgeroepen elkaar níét meer de hand te schudden. Om zo de verspreiding van het coronavirus in te dammen.
Het grinniken verging ons snel. De diepe zucht van Rutte, afgelopen dinsdag tijdens een massaal bekeken persbijeenkomst, sprak boekdelen.
Loon op Zand. In die Brabantse gemeente werd op donderdag 27 februari het eerste officiële besmettingsgeval vastgesteld. In de weken daarna greep de stroom alarmerende berichten over het dodelijke virus ons naar de keel. De premier sprak het volk toe, de koning ook. We belandden in de grootste crisis sinds de Tweede Wereldoorlog. De stille ramp groeide zorgminister Bruno Bruins boven het hoofd. Achter het spreekgestoelte in de Tweede Kamer zakte hij in elkaar.
Nederland ging op slot. Nauwelijks vliegtuigen op Schiphol, lege wegen, gesloten bedrijven. Miljardenverliezen, snel oplopende werkloosheid, scherp dalend consumentenvertrouwen.
De school verplaatste zich naar de huiskamer. De kerken bleven leeg, we hoorden of zagen de dominee alleen via de computer.
Hoelang gaat dit nog door? Zo vroegen we ons vertwijfeld af toen in maart dag in dag uit de RIVM-grafieken bleven stijgen. Zo veel duizenden doden, zo veel ziekenhuisopnames, zo veel treurige verhalen over ernstig zieken en eenzame ouderen. Wereldwijd. China, Italië, Spanje, Nederland.
Het piepte en kraakte in de zorg. De jacht op mondkapjes brak los. Diederik Gommers vertelde dat hij „heel wat tranen” liet toen hij dacht aan een dreigend tekort aan ic-bedden. In april kwam er een keer ten goede. Het aantal opnames daalde, ziekenhuizen kregen meer lucht. Al blijft na twee zware en rare maanden de vraag hoeveel leed de pandemie nog zal brengen.